01 Jul

Gan’en, Provincie Anhui

Van kleins af aan heb ik altijd van mijn ouders geleerd: “Je moet niet het hart hebben om anderen kwaad te doen, maar je moet waakzaam zijn om zelf niet te worden gekwetst.” Daarnaast heb ik zelf veel mensen bedrogen zien worden, en sommigen zijn zelfs opgelicht tot aan hun financiële ondergang, daarom vond ik deze uitspraak die mijn ouders mij leerden zeer goed passen bij de moderne samenleving. Onbewust baseerde ik mijn gedrag en mijn omgang met anderen steeds meer op dit levensmotto en ik heb mijn vertrouwen nooit lichtvaardig op anderen gesteld. Ik ben altijd van mening geweest dat je, in situaties waarin je iemands ware intenties niet kent, altijd moet oppassen, met wie je ook te maken hebt, en je niet te snel open kaart moet spelen, anders stel je jezelf open om voor de gek gehouden te worden en verlies te lijden. Daarom volstaat het om niet het hart te hebben om anderen kwaad te doen – op deze manier zul je jezelf beschermen, en lof oogsten van de mensen om je heen.

Zelfs nadat ik Gods werk in de laatste dagen had aangenomen, hield ik in mijn omgang met anderen vast aan dit levensmotto. Toen ik begreep dat God van ons vraagt dat we onschuldig, openhartig en eerlijk zijn, was ik alleen openhartig over kleine dingen waar ik geen persoonlijk belang bij had. Die aspecten van mijn gezindheid die ik zwaar verdorven vond, deelde ik bijna nooit, uit angst dat mijn broers en zusters mij zouden kleineren of op me zouden neerkijken als ik mezelf voor hen openstelde. Toen mijn leider mij apart nam om mijn werk door te nemen, werd ik vervuld van wrok en achterdocht en dacht bij mezelf: “Waarom neemt mijn leider altijd mij uit en bespreekt hij de details van mijn situatie ten overstaan van al mijn broeders en zusters? Is het niet logisch dat ik hierdoor gezichtsverlies zal lijden en in verlegenheid zal worden gebracht waar iedereen bij is? Misschien heeft mijn leider het niet zo op mij, en heeft hij daarom besloten om mij te pesten.” Het was vooral pijnlijk en ondraaglijk om te zien hoe andere broeders en zusters werden bevorderd terwijl ik dezelfde positie hield. Ik vermoedde dat ik niet werd bevorderd omdat ik het niet waard was om te worden getraind. Mijn hart was vol misvattingen en klachten; ik dacht dat er voor mij geen toekomst was en dat het zinloos was om al te hard mijn best te doen. Omdat ik altijd op mijn hoede en achterdochtig jegens anderen was wanneer ik tegen een probleem aanliep, en ik me niet kon openstellen en de waarheid zoeken om het op te lossen, begreep ik God minder en voelde ik me steeds minder verbonden met Hem. Mijn situatie werd steeds abnormaler; ik wist niets te zeggen wanneer ik tot God bad, ik kon mijn hart niet kalmeren voor God bij het lezen van Zijn woorden en ik ging niet verantwoordelijk om met mijn plichten, en uiteindelijk verloor ik het werk van de Heilige Geest en stortte ik in duisternis. Ik begreep niets van de problemen die binnen mijn plichten optraden en ik wist niet hoe ik ze moest oplossen, en de resultaten van mijn werk namen een nog diepere duikvlucht.

In het diepst van mijn lijden. verloren en richtingloos, stuitte ik op deze passage uit Gods woord: “Als je heel bedrieglijk bent, is je hart altijd op zijn hoede en koester je achterdocht tegen alles en iedereen. Daarom is je geloof in mij gebouwd op een fundament van achterdocht. Dergelijk geloof zal ik nooit erkennen. Zonder oprecht geloof ben je nog verder van echte liefde verwijderd. En als je aan God kunt twijfelen en naar eigen believen over Hem kunt speculeren, ben je ongetwijfeld bedrieglijker dan wie ook” (‘Hoe je de God op aarde kunt leren kennen’ in Het Woord verschijnt in het vlees). Terwijl ik over Gods woorden piekerde, dacht ik plotseling aan mijn eigen acties in het dagelijks leven. Met een schok bedacht ik: “Leef ik soms niet met ‘een hart dat altijd op zijn hoede is en het koesteren van achterdocht tegen alles en iedereen’ zoals in Gods woord geschreven staat?” Ben ik als zodanig geen bedrieglijk mens in de ogen van God? Op dat moment doorkliefden de woorden ‘bedrieglijk mens’ mijn hart als een mes, wat een ondraaglijke pijn veroorzaakte. Ik had altijd gedacht dat, zolang ik me in mijn omgang met anderen hield aan het principe “je moet niet het hart hebben om anderen kwaad te doen, maar je moet waakzaam zijn om zelf niet te worden gekwetst”, ik een goed mens zou zijn. Dus had ik mijn hele leven lang die woorden nageleefd in de omgang met anderen en bij de afhandeling van kwesties. Ik had nooit gedacht dat de gevolgen van het leven met dit motto me echt in een bedrieglijk mens zou veranderen. Dit betekende dat “je moet niet het hart hebben om anderen kwaad te doen, maar je moet waakzaam zijn om zelf niet te worden gekwetst”, het levensmotto dat ik zo lang in stand had gehouden, niet overeenkwam met de waarheid en rechtstreeks inging tegen Gods woorden. Het was een vreselijke gewaarwording om te constateren dat dit uitgangspunt, dat ik al zolang ik mij kon herinneren handhaafde, schijnbaar van de ene dag op de andere ontkracht en teniet gedaan was door de woorden van God, maar ik had geen andere keuze dan de feiten te accepteren.

Ik kalmeerde mijn gemoed om na te denken en te zoeken, en onderzocht dit levensmotto opnieuw. In het licht van Gods verlichting, begon ik het langzamerhand enigszins te begrijpen en onderscheiden. Zo aan de oppervlakte lijkt “je moet niet het hart hebben om anderen kwaad te doen, maar je moet waakzaam zijn om zelf niet te worden gekwetst” best een verstandig idee dat bij de menselijke opvatting over goed en kwaad past. In eerste instantie lijkt er niets mis te zijn met het idee, omdat het alleen maar stelt dat we ons moeten beschermen tegen anderen, maar anderen niet opzettelijk schade mogen berokkenen. Verder voorkomt het naleven van dit levensmotto dat we in de val lopen, en leren we tegelijkertijd hoe we ‘goede mensen’ kunnen worden. Bij nader onderzoek wordt echter duidelijk dat deze uitdrukking eigenlijk een bijzonder sinistere en sluwe methode is waarmee Satan de mensheid bederft. Deze uitspraak prent ons stiekem in dat je niemand kunt vertrouwen, dat iedereen jou schade kan berokkenen, dus geef je je nooit volledig bloot in je omgang met anderen. Op deze manier blijf ik op mijn hoede bij jou, jij wordt achterdochtig naar mij toe en we vertrouwen elkaar geen van beiden niet echt. Dit leidt tot gekonkel en vijandigheid waardoor de mensheid in toenemende mate verdorven, achterbaks, sluw en bedrieglijk wordt. Erger nog, onder de overheersing van dit satanische levensmotto zijn we achterdochtig en op onze hoede, wanneer we staan tegenover God die lieflijk en goed is, omdat we denken dat ook God bedrieglijk en kwaadaardig is – dat God niet werkt voor ons bestwil. Het resultaat is dat we, hoeveel God ons ook liefheeft en rekening met ons houdt, huiverig zijn om Hem te accepteren of ons vertrouwen in Hem te stellen, en dat we waarschijnlijk zelfs minder waarderen wat Hij voor ons overheeft. In plaats daarvan trekken we alles wat Hij doet in twijfel met een hart vol van twijfel en bedrog, en schuiven we onze misvattingen, klachten, ongehoorzaamheid en verzet op Hem af. Op deze manier bereikt Satan zijn doel om de mensheid te bederven en te vergiftigen en te maken dat wij ons van God afwenden of Hem verloochenen. Het ontbrak mij echter aan onderscheidingsvermogen en ik was niet in staat om deze duistere intenties van Satan te doorzien. Ik vatte de misvatting op als een gedragscode die gerespecteerd en gehandhaafd moest worden en werd vervolgens steeds leugenachtiger. Toen ik bijvoorbeeld werd geconfronteerd met oordeel, tuchtiging, snoeien en behandeling: het was Gods wil om mij naar mezelf te laten kijken en mezelf te kennen in allerlei echte situaties, en om mij de waarheid te laten zoeken zodat mijn verdorven gezindheid kon worden gereinigd en veranderd. En toch weigerde ik dit van God aan te nemen en bezag ik het evenmin vanuit een positief standpunt; in plaats daarvan vermoedde ik dat mijn broeders en zusters het op mij gemunt hadden en dat God mij niet op waarde schatte. Toen mijn misverstand over God uiteindelijk steeds sterker werd, verloor ik het werk van de Heilige Geest en viel ik in duisternis. Zoals nu is gebleken, is de uitspraak: “je moet niet het hart hebben om anderen kwaad te doen, maar je moet waakzaam zijn om zelf niet te worden gekwetst” niets meer dan een misvatting, door Satan bedacht om de mensheid in te kapselen en te verderven. Door volgens dit zogenaamde motto te leven, zullen mensen alleen maar sluwer en leugenachtiger worden, en onterecht achterdochtig en op hun hoede blijven jegens anderen, en God verkeerd begrijpen en zich van Hem afkeren. Uiteindelijk zal een dergelijk leven alleen maar de afkeer van God opleveren en ertoe leiden dat je het werk van de Heilige Geest verliest en in duisternis valt. Erger nog dan de pijn die dit oplevert, is dat je ook de kans op verlossing kunt verliezen. Op dat moment besefte ik eindelijk dat de zin “je moet niet het hart hebben om anderen kwaad te doen, maar je moet waakzaam zijn om zelf niet te worden gekwetst” helemaal geen gedragsregel was die mensen moesten volgen, maar eerder een sluwe list van Satan om mensen te zand in de ogen te strooien en te kwellen. Bovendien was het een bedrieglijke dwaalleer die door Satan werd gebruikt om mensen te verderven, en om hen hun normale menselijkheid te laten verliezen en God te schuwen en te verraden. Leven volgens deze uitspraak kan er alleen maar toe leiden dat je je tegen God verzet en zo door God verafschuwd, afgewezen en uitgefilterd wordt.

Later zag ik de volgende passage uit Gods woord: “God is vol getrouwheid, daarom zijn Zijn woorden altijd betrouwbaar. Bovendien zijn Zijn daden onberispelijk en onbetwistbaar. Daarom houdt God van wie absoluut eerlijk jegens Hem zijn. Eerlijkheid betekent je hart aan God geven, Hem nooit bedriegen, in alles open naar Hem zijn en de waarheid nooit verbergen. Eerlijkheid betekent ook nooit iets doen wat mensen boven of onder je misleidt, en nooit iets doen om alleen maar bij God in een goed blaadje te komen. Kortom, eerlijk zijn is onzuivere daden en woorden vermijden, en God noch mensen misleiden. … Als je verborgen zaken niet graag bespreekbaar maakt en niet bereid bent je geheimen, oftewel je moeilijkheden, bloot te geven aan anderen om de weg van het licht te zoeken, zul je het heil niet gemakkelijk verkrijgen en niet gemakkelijk uit de duisternis tevoorschijn komen. Als je veel genoegen schept in het zoeken naar de weg van de waarheid, ben je iemand die altijd in het licht verblijft. Als je heel graag een dienstdoener wil zijn in het huis van God, onopvallend, ijverig en nauwgezet werkt, altijd geeft en nooit neemt, ben je een trouwe heilige, omdat je geen beloning zoekt en gewoon een eerlijk mens bent. Als je open en eerlijk wilt zijn, als je alles wilt geven, als je je leven kunt opofferen voor God en als getuige kunt staan, als je eerlijk bent tot het punt waarop je alleen God wilt behagen en jezelf wegcijfert en niets voor jezelf neemt, dan behoor je tot de mensen die worden gevoed in het licht en die eeuwig in het koninkrijk zullen leven” (‘Drie vermaningen’ in Het Woord verschijnt in het vlees) Uit Gods woorden kwam ik tot het besef dat God uit trouw bestaat, en dus de eerlijke mensen liefheeft en zegent. Alleen eerlijke mensen voldoen aan de normen van menselijk gedrag, en alleen eerlijke mensen kunnen tot Gods hart spreken, Gods redding verkrijgen en door God worden gewonnen. Ik kwam ook tot het inzicht hoe ik als een eerlijk persoon kon handelen: eerlijke mensen spreken eenvoudig, open en zonder bedrog – ze noemen de dingen bij de naam. Eerlijke mensen misleiden anderen nooit, handelen niet oppervlakkig en ze misleiden God noch mens. Het hart van een eerlijk persoon kent geen leugenachtigheid of bedrog. In spreken en handelen koesteren zij geen slechte bedoelingen of bijbedoelingen; ze spreken of handelen niet in hun eigen voordeel of om hun vlees te bevredigen, maar juist om een oprecht persoon te zijn. Eerlijke mensen zijn open en oprecht, hun hart is eerlijk en ze zijn bereid om hun hart en leven aan God te geven. Ze vragen er niets voor terug, maar streven er alleen naar God tevreden te stellen. Alleen wie over deze eigenschappen bezitten, kunnen eerlijke mensen worden genoemd, mensen die in het licht leven.

Toen ik eenmaal inzag welke principes bij een eerlijk persoon horen, begon ik te proberen ze in het echte leven in de praktijk te brengen. In mijn omgang met anderen probeerde ik bewust om ze eerlijk te behandelen, en om niet leugenachtig te zijn of te twijfelen en op mijn hoede te zijn. Toen ik op deze manier oefende, werd mijn relatie met mijn broeders en zusters steeds normaler en ik voelde me zo vrij en bevrijd; deze levenswijze leek veel meer ontspannen. Wanneer ik verdorvenheid aan de dag legde bij het vervullen van mijn plichten samen met mijn zuster, zocht ik haar proactief op om mijn zelfinzicht in communicatie bloot te leggen en mijn zuster deed dat dan ook. Tijdens dit proces hielden we niet alleen op wederzijdse vooroordelen te ontwikkelen, maar werd onze samenwerking zelfs nog harmonieuzer. Toen ik Gods woorden citeerde tijdens het blootleggen van mijn verderf tijdens vergaderingen, minachtten mijn broeders en zusters me niet en keken ze niet op me neer zoals ik me had ingebeeld, integendeel: ze deelden hun eigen ervaringen en kennis om mij te helpen, zodat ik Gods liefde en redding voor de mens zag. Toen ik bij het vervullen van mijn plichten niet werkte voor mijn eigen reputatie en status, maar om God tevreden te stellen, voelde ik de Heilige Geest in me werken, mij verlichtend en leidend, zodat ik Gods wil stukje bij beetje kon gaan begrijpen. Als gevolg daarvan was ik zeer effectief in het vervullen van mijn plichten. In gebed probeerde ik bewust mijn diepste gedachten met God te delen en oprechte geestelijke gemeenschap met God te hebben. Ik merkte dat ik daardoor steeds meer naar God toe groeide en ik ging beseffen dat elke omstandigheid die God voor mij regelt, nodig is in mijn leven. Uit het diepst van mijn hart voelde ik hoe lieflijk God is, en alle misvattingen die ik over God had, verdwenen als sneeuw voor de zon. Door deze praktische oefening en ervaring heb ik ondervonden hoe je door eerlijk te zijn in het licht kunt leven en Gods zegen kunt ontvangen. Het is echt zinvol en waardevol om een eerlijk persoon te zijn!

Toen ik ondervond wat de voordelen zijn als je een eerlijk persoon bent, werd het mij nog duidelijker dat het levensmotto van Satan, “je moet niet het hart hebben om anderen kwaad te doen, maar je moet waakzaam zijn om zelf niet te worden gekwetst” de mensheid verderft en kwelt. Als je dit levensmotto hooghoudt, zul je altijd in duisternis, verderf en kwelling leven. Alleen door een eerlijk persoon te zijn, kunnen we in het licht leven, gevoed worden en Gods lof ontvangen. Van nu af aan beloof ik plechtig opnieuw te beginnen en volledig af te stappen van dit levensmotto van Satan: “je moet niet het hart hebben om anderen kwaad te doen, maar je moet waakzaam zijn om zelf niet te worden gekwetst.” Ik zal eerlijkheid beschouwen als hoofdprincipe en standaard voor mijn gedrag, en ik zal proberen een eerlijk persoon te zijn die God behaagt.

Mogelijk vindt u dit ook interessant:  Kerkmuziek ‘God waardeert iemand die kan luisteren naar Zijn woord en Hem kan gehoorzamen’ https://nl.kingdomsalvation.org/videos/hear-and-obey-Him-hymn.html

Comments
* De e-mail zal niet worden gepubliceerd op de website.
I BUILT MY SITE FOR FREE USING