02 Oct

In de tijd die Petrus met Jezus heeft doorgebracht, leerde hij veel beminnelijke eigenschappen van Jezus kennen, en veel aspecten die navolging verdienden en een aanvulling voor hem betekenden. Hoewel Petrus op veel manieren het wezen van God in Jezus zag, en veel beminnelijke kwaliteiten, kende hij Jezus nog niet in het begin. Toen Petrus 20 jaar was begon hij Jezus te volgen, en hij is dit 6 jaar lang blijven doen. Al die tijd heeft hij Jezus niet leren kennen, maar puur uit bewondering voor Hem was hij wel bereid Hem te volgen. Toen Jezus hem aan de oever van het meer van Galilea voor het eerst tot zich riep vroeg Hij: “Simon, zoon van Jona, wil je mij volgen?” Petrus antwoordde: “Ik moet Hem die door de hemelse Vader is gestuurd volgen. Ik moet Hem die door de Heilige Geest is verkozen erkennen. Ik volg u.” Petrus had toen al horen praten over een man die Jezus heette, de grootste onder de profeten, Gods geliefde zoon, en Petrus hoopte steeds Hem te vinden. Hij hoopte op een mogelijkheid Hem te zien (zo werd hij toen namelijk door de Heilige Geest geleid). Hij had Hem weliswaar nog nooit gezien en alleen maar geruchten over Hem gehoord maar toch groeide er geleidelijk een verlangen naar en bewondering voor Jezus in zijn hart. Hij verlangde er vaak naar Jezus op een dag te zien. En hoe nodigde Jezus Petrus dan uit? Ook Hij had al horen praten over een man die Petrus heette. Het was niet zo dat de Heilige Geest Hem de opdracht gaf: “Ga naar het meer van Galilea, waar iemand zal zijn die Simon, zoon van Jona, wordt genoemd.” Jezus hoorde iemand zeggen dat er iemand was die Simon, zoon van Jona, werd genoemd en dat de mensen hem hadden horen preken. Dat ook hij het evangelie van het koninkrijk van de hemel verkondigde, en dat de mensen die hem hoorden tot tranen toe waren geroerd. Toen Jezus dit hoorde volgde Hij die persoon en ging op weg naar het meer van Galilea. Hier ging Petrus in op de uitnodiging van Jezus, en volgde Hem.

In de tijd dat hij Jezus volgde, had Petrus veel meningen over Hem en oordeelde hij altijd vanuit zijn eigen perspectief. En hoewel hij de Geest tot op zekere hoogte begreep was Petrus niet erg verlicht. Vandaar de woorden die hij sprak: “Ik moet Hem die door de hemelse Vader is gestuurd volgen. Ik moet Hem die door de Heilige Geest is verkozen erkennen.” Hij begreep de dingen die Jezus deed niet en werd niet verlicht. Toen hij Hem een tijdje had gevolgd raakte hij geïnteresseerd in wat Hij deed en zei, en in Jezus Zelf. Hij kreeg het gevoel dat Jezus zowel genegenheid als respect opriep. Hij ging graag met Hem om en verbleef graag in Zijn nabijheid. Als hij naar de woorden van Jezus luisterde ontving hij steun en hulp. De hele tijd dat Petrus Jezus heeft gevolgd heeft hij goed opgelet en alles over Zijn leven ter harte genomen: Zijn handelingen, woorden, bewegingen en uitdrukkingen. Hij begon heel goed te begrijpen dat Jezus geen gewoon mens was. Hoewel Zijn menselijke verschijning uitermate gewoon was, was Hij vervuld met liefde, mededogen en tolerantie voor de mens. Alles wat Hij deed of zei betekende een grote steun voor anderen, en naast Hem leerde en zag Petrus dingen die hij nooit eerder had gezien of gehad. Hij zag dat, ondanks dat Jezus geen groot postuur had of een uitzonderlijke menselijkheid, Hij wel echt iets buitengewoons en ongebruikelijks had. En hoewel Petrus het niet goed uit kon leggen, zag hij wel dat Jezus anders handelde dan alle andere mensen, want Hij deed de dingen heel anders dan gewone mensen. Uit de tijd dat Petrus met Jezus in contact stond leerde hij ook dat Hij een ander karakter had dan andere mensen. Hij was altijd constant en zonder haast, hij overdreef of bagatelliseerde geen enkel onderwerp, en leidde Zijn leven op een normale en bewonderenswaardige manier. In conversaties was Jezus elegant en gracieus, open en opgewekt maar toch sereen, en bij de uitvoering van Zijn werk behield Hij altijd Zijn waardigheid. Petrus zag dat Jezus soms zwijgzaam was, maar op andere momenten onophoudelijk praatte. Soms was Hij zo gelukkig dat Hij zo beweeglijk en levendig werd als een duif, maar soms was Hij ook zo verdrietig dat Hij niet meer sprak, alsof Hij een geteisterde moeder was. Soms werd Hij door boosheid bevangen, als een dappere soldaat die ten strijde trekt om de vijand te vermoorden; soms leek Hij zelfs op een brullende leeuw. Hij lachte soms, maar dan bad Hij weer en huilde Hij. Hoe Jezus zich ook gedroeg, Petrus begon een oneindige liefde en een grenzeloos respect voor Hem te voelen. Als Jezus lachte, voelde Petrus zich gelukkig. Zijn zorgen stortten hem in het verdriet. Hij was bang van Zijn boosheid, terwijl Zijn barmhartigheid, vergevingsgezindheid en strengheid ervoor zorgden dat hij Jezus echt leerde liefhebben en een oprecht ontzag voor en verlangen naar Hem ontwikkelde. Natuurlijk drong dit alles pas geleidelijk door tot Petrus nadat hij een aantal jaren naast Jezus had doorgebracht.

Petrus was een bijzonder gevoelig mens met een aangeboren natuurlijke intelligentie, en toch heeft hij veel dwaasheden begaan in de tijd dat hij Jezus volgde. In het begin had hij allerlei opvattingen over Jezus. Hij vroeg: “Men zegt dat u een profeet bent. Toen u acht jaar was en oud genoeg om dingen te begrijpen, wist u toen dus al dat u God was? Wist u dat u door de Heilige Geest bent verwekt?” Jezus antwoordde: “Nee, dat wist ik niet. Lijk ik jou niet net een heel gewoon mens? Ik ben hetzelfde als iedereen. De persoon die de Vader heeft gestuurd is een normaal persoon, geen bijzonder persoon. En al vertegenwoordigt het werk dat ik doe mijn hemelse Vader, mijn beeld, mijn persoon en mijn vlees kunnen mijn hemelse Vader niet volledig vertegenwoordigen maar alleen een deel van Hem. En ook al ben ik uit de Geest voortgekomen, ik blijf een normaal persoon. Mijn Vader heeft mij als een normaal persoon naar de aarde gestuurd, niet als een bijzonder persoon.” Pas toen Petrus dit hoorde begon hij een beetje te begrijpen van Jezus. En pas nadat hij talloze uren van het werk, de leer, het herderschap en de ondersteuning van Jezus had doorgespit begon hij een diepgaander begrip te ontwikkelen. In Zijn dertigste levensjaar vertelde Jezus aan Petrus over Zijn aanstaande kruisiging, dat Hij gekomen was om het kruisigingswerk te volbrengen om daarmee de mensheid te verlossen. Hij vertelde hem ook dat drie dagen na de kruisiging de Mensenzoon weer zou opstaan, en na Zijn opstand veertig dagen lang aan de mensen zou verschijnen. Petrus werd verdrietig toen hij deze woorden hoorde en nam deze woorden ter harte; van toen af aan groeide hij steeds verder naar Jezus toe. Na enige tijd van ervaring begon Petrus zich te realiseren dat alles wat Jezus deed van het wezen van God kwam, en hij begon Jezus uitzonderlijk beminnelijk te vinden. Pas toen hij dit begrip had verworven verlichtte de Heilige Geest hem vanbinnen. Jezus keerde zich toen naar Zijn discipelen en Zijn andere volgelingen, en vroeg: “Johannes, wie zeg jij dat ik ben?” Johannes antwoordde: “U bent Mozes.” Vervolgens wendde Hij zich tot Lucas: “En jij, Lucas, wie zeg jij dat ik ben?” Lucas antwoordde: “U bent de grootste van de profeten.” Toen vroeg Hij een zuster en zij antwoordde: “U bent de grootste van de profeten die veel woorden spreekt vanaf het begin der tijden tot in de eeuwigheid. Niemand profeteert zo goed als u, niemand is zo immens wijs als u; u bent een profeet.” Toen keerde Jezus zich tot Petrus, en vroeg: “Petrus, wie zeg jij dat ik ben?” Petrus antwoordde: “U bent de Christus, de Zoon van de levende God. U bent uit de hemel gekomen, u komt niet van de aarde, u bent niet hetzelfde als de schepselen van God. Wij zijn op aarde en u bent hier bij ons, Maar u bent van de hemel, u bent niet van de wereld, en u bent niet van de aarde.” Het kwam door zijn ervaring dat de Heilige Geest hem had verlicht, waardoor hij dit begrip had kunnen bereiken. Na zijn verlichting bewonderde hij alles wat Jezus deed nog meer, vond hij Hem nog beminnelijker, en in zijn hart wilde hij nooit van Jezus gescheiden worden. En zo, de eerste keer dat Jezus zich aan Petrus openbaarde nadat Hij gekruisigd en herrezen was, riep Petrus buitengewoon gelukkig uit: “Heer! U bent opgestaan!” Huilend ving hij toen een bijzonder grote vis, maakte die klaar en diende hem aan Jezus op. Jezus glimlachte slechts, Hij sprak niet. Hoewel Petrus wist dat Jezus herrezen was, begreep hij het mysterie niet. Toen hij Jezus de vis te eten gaf, weigerde Jezus deze niet, maar evenmin sprak Hij of ging Hij zitten om te eten. In plaats daarvan verdween Hij plotseling. Dit kwam als een grote schok voor Petrus. Toen pas begreep hij dat de herrezen Jezus anders was dan de eerdere Jezus. Toen hij zich dit realiseerde, was Petrus bedroefd, maar hij putte ook troost uit de wetenschap dat de Heer Zijn taak had volbracht. Hij wist dat Jezus Zijn taak had volbracht, dat Zijn tijd onder de mensen voorbij was, en dat de mens vanaf dat moment zijn eigen weg zou moeten gaan. Jezus had eens tegen hem gezegd: “Ook jij zult moeten drinken uit de bittere drinkbeker waarvan ik gedronken heb (dit zei Hij na de herrijzenis), ook jij zult de weg moeten gaan die ik heb bewandeld, je zult je leven moeten geven voor mij.” Anders dan nu hield werk in die tijd geen persoonlijk gesprek in. Tijdens het Tijdperk van Genade was het werk van de Heilige Geest goed verborgen; en Petrus leed veel ontberingen en af en toe bereikte hij het punt waarop hij uitriep: “God! Ik heb niets dan dit leven. Het is u misschien niet veel waard, maar ik draag het op aan u. De mens is misschien onwaardig u lief te hebben, en zijn liefde en hart zijn waardeloos, maar ik geloof dat u de bedoeling in zijn hart kan zien. En ook al kan het lichaam van de mens uw bijval niet verkrijgen, toch wil ik graag dat u mijn hart aanvaardt.” Na het uiten van deze gebeden ontving hij bemoediging, vooral als hij als volgt bad: “Ik ben bereid mijn hele hart op te dragen aan God. Ook al kan ik niets doen voor God, ik ben bereid om God toch trouw te behagen en mezelf met heel mijn hart aan Hem te wijden. Ik geloof dat God mijn hart ziet.” Hij zei: “In mijn leven vraag ik alleen maar dat mijn gedachten over de liefde voor God en mijn hartenwens door God worden aanvaard. Ik ben zo lang bij de Heer Jezus geweest, en toch heb ik Hem nooit liefgehad, dit is mijn grootste schuld. Ook al was ik bij Hem, ik kende Hem niet en sprak zelfs wat ongepaste dingen achter Zijn rug om. Als ik daaraan denk voel ik mij nog meer verschuldigd aan de Heer Jezus.” Zo bad hij altijd. Hij zei: “Ik ben minder dan stof. Ik kan alleen dit trouwe hart aan God opdragen.”

Dit was een hoogtepunt in de ervaringen van Petrus, toen zijn lichaam bijna geheel gebroken was, maar Jezus hem van binnen aanmoedigde. En Hij verscheen eenmaal aan hem. Toen Petrus enorm leed en voelde dat zijn hart gebroken was, gaf Jezus hem de opdracht: “Jij bent met mij op aarde geweest, en ik was hier met jou. En ondanks dat wij voordien samen in de hemel waren, behoort dat uiteindelijk tot de spirituele wereld. Ik ben nu naar de spirituele wereld teruggekeerd, en jij bent op aarde. Want ik ben niet van aarde, en ook al ben jij ook niet van aarde, jij zult wel je functie op aarde moeten uitoefenen. Aangezien je een dienaar bent, moet je je plicht zo goed mogelijk uitvoeren.” Petrus was getroost nu hij gehoord had dat hij aan Gods zijde terug mocht keren. Toen Petrus zo’n pijn had dat hij haast aan zijn bed was gekluisterd, voelde hij zoveel wroeging dat hij zei: “Ik ben zo verdorven, ik kan God niet tevredenstellen.” Jezus verscheen aan hem en zei: “Petrus, kan het zijn dat je de belofte die je mij ooit hebt gedaan vergeten bent? Ben je echt alles vergeten wat ik gezegd heb? Ben je je belofte aan mij vergeten?” Petrus zag dat het Jezus was en stond van zijn bed op, en Jezus troostte hem: “Ik ben niet van de aarde, dit heb ik je eerder verteld,dit moet je begrijpen, maar ben je iets anders vergeten dat ik je verteld heb? ‘Jij bent ook niet van de aarde, niet van de wereld.’ Op dit moment is er werk dat je moet doen, je kunt je nu niet in je verdriet verliezen, je kunt nu niet zo lijden. Ook al kunnen de mens en God niet samen in één wereld leven, toch heb ik mijn werk, en jij het jouwe. Op een dag, als jouw werk klaar is, zullen we samen in een Koninkrijk verblijven, en zal ik je leiden zodat je voor altijd bij mij kan zijn.” Nadat Petrus deze woorden had gehoord, voelde hij zich getroost en gerustgesteld. Hij wist dat hij zijn lijden moest doorstaan en ervaren, en vanaf dat moment was hij bezield. Jezus verscheen speciaal op alle cruciale momenten en gaf hem een speciale verlichting en leiding, en Jezus verrichtte veel werk in hem. En waar had Petrus het meeste spijt van? Jezus stelde Petrus nog een vraag (al staat dit niet zo in de Bijbel) niet lang nadat Petrus ‘U bent de Zoon van de levende God’ gezegd had, en dat was de volgende vraag: “Petrus! Heb je mij ooit liefgehad?” Petrus begreep wat Hij bedoelde en zei: “Heer! Ik heb de Vader in de hemel ooit liefgehad, maar ik moet toegeven dat ik u nooit heb liefgehad.” Toen zei Jezus: “Als mensen de Vader in de hemel niet liefhebben, hoe kunnen ze de Zoon op aarde dan liefhebben? En als mensen de Zoon die door God de Vader gestuurd is niet liefhebben, hoe kunnen ze dan de Vader in de hemel liefhebben? Als mensen de Zoon op aarde echt liefhebben, dan hebben ze de Vader in de hemel ook echt lief.” Toen Petrus deze woorden hoorde begreep hij zijn tekortkoming. Hij voelde altijd tot tranen toe wroeging over zijn woorden ‘Ik heb de Vader in de hemel ooit liefgehad, maar ik heb u nooit liefgehad.’ Na de herrijzenis en hemelvaart van Jezus voelde hij nog meer wroeging en verdriet door deze woorden. Hij herinnerde zich zijn werk in het verleden en zijn huidige gestalte en kwam vaak tot Jezus in gebed, altijd vol spijt en schuld omdat hij Gods wens niet had vervuld en niet aan Gods normen had voldaan. Dit werd zijn zwaarste last. Hij zei: “Op een dag zal ik alles wat ik heb en alles wat ik ben aan u wijden, ik zal u het meest waardevolle geven.” Hij zei: “God! Ik heb slechts één geloof en één liefde. Mijn leven is niets waard, mijn lichaam is niets waard. Ik heb slechts één geloof en één liefde. In mijn geest heb ik geloof in u en in mijn hart heb ik liefde voor u; ik heb alleen deze twee dingen aan u te geven, niets anders.” Petrus putte veel moed uit de woorden van Jezus, want voor Zijn kruisiging had Jezus tegen hem gezegd: “Ik ben niet van deze wereld, en ook jij bent niet van deze wereld.” Later, toen Petrus een moment van grote pijn had bereikt, herinnerde Jezus hem hier aan: “Petrus, ben je het vergeten? Ik ben niet van de wereld, en het was slechts voor mijn werk dat ik vroegtijdig wegging. Ook jij bent niet van de wereld, ben je dat vergeten? Ik heb je dit tweemaal verteld, herinner je je dat niet?” Petrus hoorde Hem en zei: “Ik ben het niet vergeten!” Toen zei Jezus: “Ooit heb je een gelukkige tijd met mij samen in de hemel doorgebracht en je bent een tijd aan mijn zijde geweest. Je mist mij, en ik mis jou. Hoewel de schepselen in mijn ogen het vermelden niet waard zijn, hoe kan ik hem die onschuldig is en beminnelijk niet liefhebben? Ben je mijn belofte vergeten? Je moet mijn opdracht op aarde aanvaarden; je moet de taak die ik jou heb toevertrouwd uitvoeren. Op een dag zal ik je zeker bij de hand nemen en naast mij plaatsen.” Toen Petrus dit had gehoord vatte hij nog meer moed en raakte hij nog meer geïnspireerd, zodanig dat toen hij aan het kruis hing hij in staat was te zeggen: “God! Ik kan u niet voldoende liefhebben! Zelfs als u mij vraagt te sterven, kan ik u niet voldoende liefhebben! Waar u mijn ziel ook heenzendt, of u nu uw belofte nakomt of niet, wat u daarna ook doet, ik heb u lief en geloof in u.” Waar hij zich aan vasthield was zijn geloof, en ware liefde.

Diverse discipelen, waaronder Petrus, waren op een avond op een vissersbootje. Ze waren allemaal samen met Jezus, en Petrus stelde Jezus een heel naïeve vraag: “Heer! Er is een vraag die ik al heel lang aan u wil stellen.” Jezus antwoordde: “Ga je gang. Vraag maar.” Toen vroeg Petrus: “Was het werk in het Tijdperk van de Wet ook van u?” Jezus glimlachte, alsof Hij wilde zeggen: “Dit kind, wat is hij naïef!” Toen ging Hij doelgericht verder: “Het was niet mijn werk, maar het werk van Jehova en Mozes.” Petrus hoorde dit en riep uit: “O! Dus het was niet uw werk.” Toen Petrus dit eenmaal had gezegd, zweeg Jezus verder. Petrus dacht bij zichzelf: u bent het niet geweest die het heeft gedaan. Geen wonder dus dat u gekomen bent om de wet te vernietigen, het was niet uw werk. Zijn hart was ook gerustgesteld. Naderhand realiseerde Jezus zich dat Petrus erg naïef was, maar omdat hij het op dat moment niet begreep, zei Jezus niets meer en sprak hem niet meer rechtstreeks tegen. Op een dag preekte Jezus in een synagoge waar veel mensen aanwezig waren, waaronder Petrus. In Zijn preek zei Jezus: “Hij die komt vanaf het begin der tijden tot in de eeuwigheid zal het werk van de verlossing verrichten in het Tijdperk van Genade om de hele mensheid van de zonde te verlossen, maar Hij zal niet door regelgeving gedwongen worden om de mens uit de zonde weg te leiden. Hij gaat aan de wet voorbij en gaat het Tijdperk van Genade binnen. Hij zal de hele mensheid verlossen. Hij zal met grote passen van het Tijdperk van de Wet het Tijdperk van Genade binnenlopen, maar niemand kent Hem, Hij die van Jehova komt. Het werk dat Mozes heeft verricht was hem door Jehova gegund; Mozes ontwierp de wet vanwege het werk dat Jehova had gedaan.” Toen dit gezegd was, ging Hij verder: “Zij die tijdens het Tijdperk van Genade de geboden van het Tijdperk van Genade afschaffen zullen rampspoed ondervinden. Zij zullen in de tempel moeten staan en Gods vernietiging moeten ondergaan, en het vuur zal hen verslinden.” Toen Petrus dit hoorde, reageerde hij nogal heftig en gedurende een periode van zijn ervaring, begeleidde en steunde Jezus hem en sprak openhartig met Petrus, waardoor hij Jezus iets beter begreep. Petrus dacht na over de preek van Jezus van die dag, en daarna over de vraag die hij Hem had gesteld toen ze op het vissersbootje waren en over Jezus’ antwoord en hoe Hij had gelachen. Het was op dat moment dat hij het allemaal begreep. Later verlichtte de Heilige Geest Petrus en alleen hierdoor begreep hij dat Jezus de Zoon van God was. Het begrip van Petrus kwam door de verlichting van de Heilige Geest, maar hij moest een heel proces doorlopen om tot dit begrip te komen. Door vragen te stellen, naar de preken van Jezus te luisteren, vervolgens door het speciale verbond met Jezus en Zijn speciale begeleiding realiseerde Petrus zich uiteindelijk dat Jezus de Zoon van de levende God was. Dit gebeurde niet plotseling; het was een proces, en bij zijn latere ervaringen had hij hier heel veel aan. Waarom heeft Jezus het vervolmakingswerk niet in andere mensen volbracht, alleen maar in Petrus? Omdat Petrus de enige was die begreep dat Jezus de Zoon van God was en niemand anders dit wist. Hoewel er veel discipelen waren die veel geleerd hadden in de periode dat ze Hem volgden, was hun kennis toch oppervlakkig. Daarom is Petrus door Jezus gekozen als voorbeeld voor vervolmaking. Wat Jezus toen tegen Petrus zei is wat Hij nu zegt tegen de mensen wier kennis en ingang in het leven het niveau van Petrus moeten bereiken. God zal volgens deze vereiste en dit pad iedereen vervolmaken. Waarom wordt er tegenwoordig van mensen verwacht dat ze echt geloof en ware liefde hebben? Wat Petrus heeft meegemaakt moeten jullie ook meemaken; de vruchten die Petrus van zijn ervaringen heeft geplukt moeten zich ook in jullie openbaren, en de pijn die Petrus heeft geleden zal zeker ook aan jullie niet voorbijgaan. Jullie gaan dezelfde weg die Petrus is gegaan. De pijn die jullie lijden is de pijn die Petrus leed. Als jullie de hemelse glorie ontvangen en een waar leven leiden, dan leven jullie naar het beeld van Petrus. Het is dezelfde weg, en volgens deze weg wordt men vervolmaakt. Jullie kaliber blijft echter wat achter bij dat van Petrus, want de tijden zijn veranderd en dat geldt ook voor de mate van verdorvenheid. Ook omdat Judea een oud koninkrijk was met een zeer oude cultuur. Jullie moeten dus proberen jullie kaliber te verbeteren.

Petrus was een verstandig man, scherpzinnig in alles wat hij deed en bovendien uiterst eerlijk. Hij kende veel tegenslag. Hij kwam met de maatschappij in contact toen hij 14 was. Hij ging naar school en ook bezocht hij vaak de synagoge. Hij was zeer enthousiast en wilde altijd bijeenkomsten bijwonen. Jezus was toen nog niet officieel met Zijn werk begonnen, het was nog maar het begin van het Tijdperk van Genade. Petrus kwam voor het eerst in contact met religieuze figuren toen hij veertien was. Tegen de tijd dat hij achttien was, had hij contact met de religieuze elite, maar toen hij de religieuze chaos achter de schermen zag, verliet hij die wereld. Hij zag hoe doortrapt, sluw en twistziek deze mensen waren en hij voelde een grote walging (dit is hoe de Heilige Geest toen werkte om hem te vervolmaken. In het bijzonder beroerde Hij hem en verrichtte bijzonder werk in hem). Daarom trok Petrus zich terug uit de synagoge toen hij achttien was. Zijn ouders vervolgden hem en stonden niet toe dat hij geloofde (zij behoorden de duivel toe, en hadden geen geloof). Uiteindelijk ging Petrus thuis weg en begon zomaar wat rond te reizen. Twee jaar lang viste en preekte hij en in deze tijd leidde hij ook een redelijk aantal mensen. Nu moet je de weg die Petrus bewandelde duidelijk kunnen zien. Als je dit duidelijk hebt gezien, dan heb je het werk dat nu gedaan wordt bepaald, en zou je niet meer klagen of passief blijven, of ergens naar verlangen. Je zou de toenmalige stemming van Petrus ervaren: hij was door verdriet getroffen; hij vroeg niet meer om een toekomst of om zegen. Hij was niet op zoek naar de winst, het geluk, de roem of de voorspoed van deze wereld. Hij wilde alleen maar een zeer betekenisvol leven leiden, wat inhield dat hij Gods liefde terug wilde betalen en aan Hem zijn meest, meest dierbare bezit op wilde dragen. Dat zou zijn hart tevredenstellen. Hij bad vaak tot Jezus met de volgende woorden: “Heer Jezus Christus, ooit had ik u lief, maar ik had u niet waarlijk lief. Hoewel ik betoogde dat ik in u geloofde, heb ik u nooit met een waar hart liefgehad. Ik keek alleen naar u op, bewonderde u, en miste u, maar ik heb u nooit liefgehad of waarlijk in u geloofd.” Hij bad altijd om zijn besluit te nemen, hij was voortdurend bemoedigd door de woorden van Jezus[a] en zette ze in motivatie om. Later, na een periode van ervaring, stelde Jezus hem op de proef en zette hem aan om vervolgens naar Hem te verlangen. Hij zei: “Heer Jezus Christus! Ik mis u zo, en verlang ernaar u te zien. Mij ontbreekt te veel, dat kan uw liefde niet compenseren. Ik smeek u mij spoedig hier weg te halen. Wanneer zult u mij nodig hebben? Wanneer komt u mij halen? Wanneer zal ik uw gezicht weer zien? Ik wil niet meer in dit lichaam leven, verder verdorven worden, en ik wil ook geen verzet meer plegen. Ik ben er klaar voor om alles wat ik heb aan u op te dragen zodra ik dat kan, ik wil u verder geen verdriet meer doen.” Zo bad Petrus. Maar toen wist hij nog niet wat Jezus in hem zou vervolmaken. Tijdens de kwelling van deze beproeving verscheen Jezus aan hem en zei: “Petrus, ik wil jou vervolmaken, zodat jij een stuk fruit wordt dat de kristallisatie van mijn vervolmaking van jou is en waarvan ik kan genieten. Kun jij oprecht voor mij getuigen? Heb je gedaan wat ik je gevraagd heb? Heb je naar de woorden geleefd die ik heb gesproken? Ooit had je me lief, maar hoewel je me liefhad, heb je wel naar mij geleefd? Wat heb je voor mij gedaan? Je erkent dat je mijn liefde niet waard bent, maar wat heb je voor mij gedaan?” Petrus zag in dat hij niets voor Jezus had gedaan en herinnerde zich zijn eerdere eed dat hij zijn leven voor God zou geven. En dus klaagde hij niet meer en zijn gebeden werden nadien beter. Hij zei in gebed: “Heer Jezus Christus! Ooit liet ik u alleen, en u liet mij ook ooit alleen. We zijn een tijdje uit elkaar geweest, en een tijdje in elkaars gezelschap. Toch hebt u mij meer lief dan alle anderen. Ik ben herhaaldelijk tegen u opgestaan, en heb u herhaaldelijk verdriet gedaan. Hoe kan ik zoiets vergeten? Het werk dat u in mij hebt volbracht en wat u mij hebt toevertrouwd is altijd in mijn gedachten, ik vergeet het nooit. Ik heb mijn best gedaan voor het werk dat u in mij hebt volbracht. U weet waar ik toe in staat ben en u weet bovendien welke rol ik kan spelen. Uw wil is mijn wet en alles wat ik heb draag ik aan u op. U alleen weet wat ik voor u kan doen. Hoewel Satan mij danig voor de gek heeft gehouden, en ik tegen u ben opgestaan, geloof ik dat u mij die overtreding niet toerekent, dat u mij niet daarnaar zult behandelen. Ik wil mijn hele leven aan u opdragen. Ik vraag nergens om. Ik heb geen andere hoop of plannen; ik wil alleen handelen naar uw bedoeling en uw wil uitvoeren. Ik zal uit uw bittere drinkbeker drinken, ik behoor aan u toe.”

Jullie moeten duidelijk zijn over de weg die jullie bewandelen; jullie moeten duidelijk zijn over de weg die jullie in de toekomst in zullen slaan, wat God straks gaat vervolmaken, en wat aan jullie is toevertrouwd. Misschien worden jullie op een dag op de proef gesteld. Als jullie dan bezieling vinden in de ervaringen van Petrus dan blijkt dat jullie waarlijk de weg van Petrus bewandelen. God prees Petrus om zijn ware geloof en liefde en zijn trouw aan God. En door zijn oprechtheid en verlangen naar God in zijn hart heeft God hem vervolmaakt. Als je oprecht dezelfde liefde en hetzelfde geloof hebt als Petrus, dan zal Jezus je zeker vervolmaken.

uit ‘De Kerk van Almachtige God’ 

Comments
* De e-mail zal niet worden gepubliceerd op de website.
I BUILT MY SITE FOR FREE USING