Door Enhui , China
Ik ben een gewone plattelandsvrouw. De zware last van mijn huishoudelijke taken drukte eerst zo zeer op me dat ik nauwelijks op adem kon komen. Als gevolg daarvan werd ik echt kortaangeboden en zaten mijn man en ik elkaar dag in dag uit in de haren. We konden zo gewoon niet verder. Telkens als ik leed, riep ik uit: “Hemel! Red mij alsjeblieft!” En toen in 2013 kwam het evangelie van Almachtige God in de laatste dagen tot mij. Door Gods woorden te lezen en bijeenkomsten met broeders en zusters bij te wonen, werd ik er zeker van dat Almachtige God degene was die ik in mijn lijden had aangeroepen. Dus aanvaardde ik graag het werk van Almachtige God in de laatste dagen.
Ik las deze woorden van God: “Vanaf de schepping van de wereld ben ik begonnen met het voorbestemmen en het selecteren van deze groep mensen, namelijk jullie vandaag. Jullie temperament, kaliber, uiterlijk, gestalte, het gezin waarin je bent geboren, je baan en je huwelijk, alles wat je bent, zelfs de kleur van je haar en je huid en het moment van je geboorte zijn allemaal door mijn toedoen bepaald. Zelfs de dingen die je doet en de mensen die je elke dag tegenkomt zijn door mijn toedoen bepaald, om niet te spreken van het feit dat het in werkelijkheid door mij bepaald is dat jij vandaag in mijn aanwezigheid gebracht bent. Breng jezelf niet in verwarring; je moet kalm voortgaan” (‘Hoofdstuk 74’ van Uitspraken van Christus aan het begin in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’). Door deze woorden van God realiseerde ik me eindelijk dat alle dingen in Gods handen zijn en dat God al een eeuwigheid geleden had voorbeschikt dat ik het geluk zou hebben om voor Gods troon te komen, Gods redding in de laatste dagen te aanvaarden en me door Zijn woorden te laten begieten en voeden. Wat voor soort man en familie ik heb, was ook door God voorbeschikt. Ik wist dat ik moest accepteren wat God tot stand heeft gebracht en geregeld en me daaraan moest onderwerpen. Als er zich vanaf dat moment iets onaangenaams voordeed, mopperde ik niet meer zoals voorheen. Ik geloofde juist dat het door God was geregeld en ik was bereid me eraan te onderwerpen, zodat Hij me kon leiden en me kon leren om in harmonie met mijn familie te leven. Na verloop van tijd kon ik ophouden met ruziën met mijn man. Toen hij bij mij de veranderingen zag sinds ik in God geloofde, begon mijn man mijn geloof ook sterk aan te moedigen. Toen er broeders en zusters naar mijn huis kwamen voor een bijeenkomst, was hij heel beleefd tegen hen en was hij soms heel voorkomend. In die tijd las ik elke dag Gods woord en woonde ik regelmatig bijeenkomsten bij en wisselde ervaringen uit met andere broeders en zusters. Ik voelde dat mijn geest verrijkt was en genoot een soort vrede en vreugde die ik nooit eerder had gekend. Ik vond geloof in God echt iets geweldigs.
Maar aan alle goede dingen komt een einde. Na het Zhaoyuan-incident in Shandong op 28 mei 2014 waren de harmonieuze en rustige dagen in ons huis voorbij. Oorspronkelijk was dit een gewone strafzaak, maar drie dagen later nam het een nieuwe vorm aan: de regering van de Chinese Communistische Partij bestempelde het als een daad uit religieuze motieven. Onder dit voorwendsel concentreerde de CCP-regering zich op De Kerk van Almachtige God en gebruikte zij de media om moedwillig vals bewijsmateriaal onder te schuiven, valse beschuldigingen te uiten en De Kerk van Almachtige God in diskrediet te brengen. In een mum van tijd werden de mensen overspoeld met allerlei denkbare geruchten over De Kerk van Almachtige God. Mijn man zag de berichten op het nieuws en liet zich voor de gek houden door de propaganda van de CCP-regering. Hij leek op slag veranderd. Hij begon er alles aan te doen om mijn geloof in Almachtige God tegen te gaan.
Op een avond kwam mijn man razend van woede thuis en verweet mij luidkeels: “Wat is deze religie waarin je gelooft nou eigenlijk?” Ik was totaal verbijsterd door deze vreemde houding van hem en gaf antwoord: “Waar ik in geloof is de teruggekeerde Heer Jezus, Almachtige God, die we vroeger ‘de Hemel’ noemden.” Hij zei: “Jij gelooft in Almachtige God! Kijk eens wat ze op TV zeggen!” Hij zei dit en zette de TV aan en juist op dat moment was de moordzaak van 28 mei in Zhaoyuan, Shandong overal op het nieuws. Er werden allerlei dingen gezegd die De Kerk van Almachtige God veroordeelden en verder werd er gezegd dat gelovigen in Almachtige God mensen waren die de openbare orde verstoorden. De Openbare Veiligheidsdienst in Shandong was bereid om een flinke tegenaanval in te zetten en ze zonder enige clementie op te pakken. Dit vulde me met gerechtvaardigde verontwaardiging en ik zei meteen tegen mijn man: “Dit is niets anders dan laster en geruchten. Deze moordenaar is absoluut geen gelovige in Almachtige God! De Kerk van Almachtige God hanteert principes in haar evangelische werk. Ze deelt het alleen met goede mensen die in Gods bestaan geloven en goedhartig zijn. We delen het nooit met slechte mensen. Slechte mensen zoals Zhang Lidong voldoen bij lange na niet aan deze principes van De Kerk van Almachtige God om het evangelie mee te delen Hij kan dus zeker geen gelovige zijn in Almachtige God. En nog iets − toen Zhang Lidong die vrouw om haar telefoonnummer vroeg en zij weigerde, was het uit vernedering dat Zhang woedend werd en haar vermoordde. Wij, broeders en zusters van De Kerk van Almachtige God, proberen nooit mensen te dwingen het werk van God te accepteren als wij het evangelie verspreiden, omdat God duidelijk heeft gezegd in ‘De tien bestuurlijke decreten waaraan Gods uitverkoren volk moet gehoorzamen in het Tijdperk van het Koninkrijk’ dat ‘Familieleden die niet gelovig zijn (jouw kinderen, echtgenoot of echtgenote, zussen, ouders, enzovoort) moeten niet de kerk in gedwongen worden. Gods huishouden komt geen leden tekort en het is zinloos om die aantallen te vergroten met mensen die nutteloos zijn. Al diegenen die niet van harte geloven, moeten niet in de kerk binnengeleid worden. Dit decreet is aan alle mensen gericht. Wat deze kwestie betreft, moeten jullie elkaar controleren, monitoren en herinneren, en niemand mag het overtreden.’ Als broeders en zusters van De Kerk van Almachtige God het evangelie verspreiden, zetten ze nooit iemand het mes op de keel − dit is een gebod dat niemand kan schenden. Dit nieuws is gewoon laster, een verzinsel. Het is alleen maar de CCP-regering die geruchten verspreidt en De Kerk van Almachtige God belastert.” Maar wie had dit kunnen raden: nadat mijn man dit had gehoord, sperde hij zijn ogen wijd open en brulde tegen me: “Het maakt niet uit of het waar is of niet. Zolang de CCP ertegen is, kun je er niet bij betrokken zijn! Ik wil niet dat de overheid hier het huis doorzoekt. Onze zoon is nog niet eens getrouwd!” Toen ik zag dat mijn man op het verkeerde been was gezet door de geruchten en leugens op TV die uit het niets waren ontstaan, raakte mijn hart vol haat: ter bestrijding van religieuze overtuiging zou de CCP-regering zich er niet van laten weerhouden om De Kerk van Almachtige God te onderdrukken en te vervolgen. Ze gebruikte de zaak Zhaoyuan om De Kerk van Almachtige God in de val te lokken en haar vals te beschuldigen. Wat een verachtelijke tactiek!
We waren beiden niet meer in staat goed te slapen daarna. Mijn man drong er op aan dat ik zou onderduiken en mijn boek met Gods woorden goed zou verbergen of het zou teruggeven aan de kerk voor het geval de CCP-politie ooit een inval zou doen in ons huis. Toen ik hem dat alles hoorde zeggen, moest ik denken aan de ervaringen van broeders en zusters waarover ik had gehoord: ze waren gearresteerd, hun huizen waren doorzocht en ze hadden een boete of gevangenisstraf gekregen. Ook dacht ik aan mijn eigen neef. Hij raakte in conflict met het plaatselijke hoofd van het politiebureau omdat hij het niet kon verdragen dat deze rond paradeerde en gewone mensen intimideerde. Uiteindelijk werd hij veroordeeld tot een jaar heropvoeding door arbeid. Iedereen in onze familie, jong en oud, heeft er mede onder geleden. De CCP is een demon waarmee niet te praten valt. Als ik gearresteerd en gevangen genomen zou worden vanwege mijn geloof en ze zouden ons huis binnenvallen, zou dat dan eerlijk zijn tegenover mijn man en kind? Ik woelde in bed en kon niet in slaap komen en had steeds voor ogen hoe ik zou worden opgehaald en mijn huis zou worden binnengevallen door de CCP-politie, en dat mijn man en kind erbij betrokken waren … Ik kon er niets aandoen, maar een golf van verlatenheid en angst overspoelde mijn hart. Ik voelde hoe moeilijk het is om in China in God te geloven, een goed mens te zijn en de juiste weg te volgen. Ik dacht dat mijn leven voortdurend in gevaar was. Maar als ik God zou verraden uit angst voor de vervolging van de CCP-regering, zou mijn geweten me voor de rest van mijn leven achtervolgen. Zelfs als ik doelloos door zou gaan, zou ik in wezen een wandelend lijk zijn en na mijn dood zou ik God niet meer durven weerzien. Ik zat helemaal in de knoop en mijn hart deed pijn; ik voelde me totaal machteloos, ongelooflijk negatief en zwak.
Temidden van mijn lijden herinnerde ik me deze woorden van de Here Jezus: “Wees niet bang voor hen die wel het lichaam maar niet de ziel kunnen doden. Wees liever bang voor hem die in staat is én ziel én lichaam om te laten komen in de Gehenna” (Matteüs 10:28). “Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij, zal het behouden” (Matteüs 16:25). De woorden van de Heer Jezus gaven mij geloof en kracht en verjoegen de angst en vrees uit mijn hart. Ik dacht: God heerst over alle dingen en levende wezens, en mijn leven en gezin staan ook onder Gods gezag. Alles wat ik ben, is van God gekomen. Ik kan Hem niet verraden in deze cruciale tijd. Toen dacht ik aan de familiebezittingen van Job die waren gestolen en aan dat zijn kinderen van hem werden afgepakt. Hij bleef berooid achter, maar was toch in staat om zijn toewijding aan God vol te houden. Hij prees de heilige naam van Jehova God en getuigde van God. Maar ik was zwak en negatief geworden toen ik slechts werd geconfronteerd met de geruchten en onlusten die door de CCP-regering werden voortgebracht, zelfs zonder een arrestatie of huiszoeking. Ik zag dat mijn gestalte in feite zielig laag was en dat ik geen enkele jota van waar geloof in God had. Deze gedachte vulde mijn hart met schaamte in het aangezicht van God en stilzwijgend besloot ik: wat er ook gebeurt, ik mag God niet verraden en ik zal mijn geloof behouden, hoezeer ik ook te maken krijg met lijden of moeilijkheden!
De bijbelteksten zijn ontleend aan de Nieuwe Bijbelvertaling © 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap.
uit ‘De Kerk van Almachtige God’