Door Mo Zhijian, provincie Guangdong
Ik ben geboren in een arme, afgelegen bergstreek waar we vele generaties lang wierook brandden en Boeddha vereerden. Overal verspreid in het land staan Boeddha tempels waar alle families naartoe gingen om wierook aan te steken; er was niemand die in God geloofde. In 1995 woonden mijn vrouw en ik in een ander gedeelte van het land waar wij in de Heer Jezus geloofden. Na onze terugkeer begonnen we het evangelie te verspreiden en het aantal mensen dat ook ging geloven, groeide al snel tot boven de honderd. Omdat steeds meer mensen in God gingen geloven, werd de lokale overheid ongerust. Op een dag in 1997 werd ik door de plaatselijke politie op het bureau ontboden. Daar werd ik opgewacht door de chef van het Bureau voor Lokale Openbare Veiligheid, de chef van het Bureau voor Nationale Veiligheid, de chef van het Bureau voor Geloofszaken en het hoofd van het politiebureau, plus nog enkele politieagenten. De chef van het Bureau van Openbare Veiligheid vroeg: “Waarom geloof je in God? Met wie onderhoud je contact? Waar kwamen de Bijbels vandaan? Waarom ga je niet naar de Driezelf Kerk voor bijeenkomsten?” Ik zei: “De mens is door God geschapen; al het zonlicht, de lucht en het water is door God geschapen; het is de wet van hemel en aarde dat mensen in God geloven en Hem aanbidden. De nationale grondwet garandeert trouwens uitdrukkelijk dat burgers vrijheid van godsdienst hebben, dus waarom mogen wij niet vrijelijk in God geloven?” De chef van het Bureau voor Geloofszaken zei: “Er zijn grenzen aan de vrijheid van godsdienst, zoals bij een vogeltje in zijn kooi; hoewel zijn vleugels en pootjes niet gebonden zijn, kan het zich alleen binnen in de kooi bewegen.” Toen ik hem deze valsheden hoorde uitspreken, was ik verontwaardigd en boos, en ik zei: “Dan liegt de nationale overheid tegen haar eigen mensen!” Toen ze me dat hoorden zeggen, beseften ze dat ze fout zaten en wisten ze niets meer te zeggen, dus lieten ze me naar huis gaan. Ik was destijds niet goed op de hoogte van de essentie van de vervolgingen door de communistische overheid van gelovigen, maar dat veranderde in 1999, toen ik het werk van Almachtige God van de laatste dagen accepteerde. Door het lezen van Gods woorden en een nog wredere vervolging door de communistische overheid was ik in staat duidelijk te zien dat de communistische partij de belichaming van Satan was; het was de vijand van God zoals die in de Bijbel wordt voorgesteld: “De grote draak werd op de aarde gegooid. Hij is de slang van weleer, die duivel of Satan wordt genoemd en die de hele wereld misleidt” (Openbaring 12:9).
Op de ochtend van 28 juni 2002, het was net na vijf uur, maakte ik me gereed voor een bijeenkomst met enkele broeders en zusters, toen we plotseling op de deur hoorden bonzen. We verstopten snel de boeken met Gods woord en deden daarna de deur open, toen er onverwacht een tiental politieagenten kwam binnenstormen. Ze hadden stroomstokken en geweren in hun handen en dwongen ons gehurkt bij elkaar te gaan zitten met de handen op ons hoofd. Nadat deze gemene politie ons in bedwang hadden, als dieven die een dorp waren binnengevallen, gingen ze elke kamer binnen en maakten er een enorme puinhoop van: ze gooiden ons beddengoed en onze kleren overal verspreid op de vloer. Ik had wel eens scènes op televisie gezien waarin de georganiseerde misdaad en dieven plunderend en stelend rondtrokken, maar ik had nooit gedacht dat de ‘politie van de mensen’ net zo zou doen als die slechteriken op de televisie. Ik was doodsbang en bezorgd dat ze de boeken met Gods woord zouden vinden. Ik bad voortdurend in stilte en vroeg God over ons te waken en ons te beschermen. Na mijn gebeden zag ik de fantastische daden van God. De agenten haalden het hele huis overhoop en zochten naar en confisqueerden onze persoonlijke bezittingen, maar de boeken met Gods woord vonden ze niet. Ik wist dat Gods almacht en bescherming daarvoor verantwoordelijk waren en dat God met ons was, en mijn geloof in God werd nog sterker. Daarna namen ze ons mee naar het politiebureau en brachten ze ons ’s avonds naar een gevangenis en sloten ons op. Drie dagen later kregen we ieder een boete van 300 yen, die we moesten betalen om vrij te komen. Ik voelde een diepe afkeer van het communistische regime dat zich als een wreed en onredelijk roofdier gedroeg en mensen hun vrijheid van godsdienst ontnam. Ongewild dacht ik aan Gods woorden: “Duizenden jaren lang is dit het land van vuil geweest, het is ondraaglijk smerig, ellende heerst alom, geesten waren overal ongebreideld rond met trucjes en misleiding, ze doen ongefundeerde beschuldigingen,[2] zijn meedogenloos en kwaadaardig, vertreden deze spookstad en laten de plaats bezaaid met dode lichamen achter; de stank van ontbinding bedekt het land en doordringt de lucht, en het wordt zwaar bewaakt.[3] Wie kan de wereld voorbij het uitspansel zien? […] Godsdienstvrijheid? De wettelijke rechten en belangen van burgers? Die zijn allemaal trucjes om zonde te bedekken!” (‘Werk en intrede (8)’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’). In deze Chinese spookstad had de regerende partij van China banners opgehangen met het opschrift: ‘vrijheid van godsdienst en respect voor mensenrechten’, maar ze vervolgden God zonder terughoudendheid en ze vervolgden en arresteerden mensen die God volgden. Ze wilden niet dat mensen in God geloofden en het juiste levenspad bewandelden; ze waren erop gebrand om alle gelovigen in één enkele klap weg te vagen. We hadden de wet niet overtreden en hadden verder ook niets misdaan; we hadden alleen het evangelie verspreid om de mensen kennis te laten maken met God en God te aanbidden, en hun een uitweg te bieden uit hun leven vol duisternis en pijn. Toch wilde de communistische politie ons arresteren en ons gevangen zetten en beboeten, in plaats van zich druk te maken om de kwaadwillende mensen die betrokken waren bij prostitutie, moord en brandstichting, en fraude en bedrog – dat soort mensen lieten ze met rust. Het werd me duidelijk dat de communistische regering een duivelse groep was die zich verzette tegen God, mensen verblindde en mensen bedroog; zij was de vijand van God.
Op 28 november van datzelfde jaar deelden enkele broeders en zusters en ik het evangelie met een religieuze leider. Maar we werden aangegeven door een kwaadaardig persoon en ongeveer tien politieagenten omsingelden ons gebouw en braken door de deur. Ze hadden geweren en wapenstokken in hun handen en ze schreeuwden: “Geen beweging! Handen omhoog!” Ze fouilleerden ons en stalen ons geld en onze waardevolle spullen ter waarde van 5000 yuan. We moesten de handen op ons hoofd leggen en gehurkt gaan zitten met het gezicht naar de muur. Twee jonge zusters waren bang en ik zei tegen hen: “We hebben niets verkeerd gedaan, wees maar niet bang.” Zodra ik dat had gezegd, kwam er gelijk een stel politieagenten op me af die me begonnen te stompen en te trappen, en me op de grond gooiden. Ze keerden elke kamer binnenstebuiten en maakten er een puinhoop van. Ze gedroegen zich barbaarser en ruwer dan dieven die een dorp plunderen. Een van de zusters wilde niet naar buiten komen, waarna een gemene agent naar haar toe rende, haar stevig beetpakte en haar mee naar buiten trok. Een andere gemene agent zag dat ze een mooie vrouw was en begon haar aan te randen door haar over haar hele lichaam te betasten. De zuster liet een hulpeloos gejammer horen, en gelukkig kwam de huisbaas op dat moment langs, die er een einde aan maakte waarna de zuster kon ontkomen aan het geweld. Op dat moment besefte ik dat slogans zoals ‘de politie van de mensen is voor de mensen – als er problemen zijn, bel ons dan’ en ‘de politieagenten zijn de beschermengelen van het volk’ allemaal leugens waren. Deze gemene agenten vormden een bende van plaatselijke schurken en gangsters! Later duwden ze ons in een politiewagen en brachten ze ons naar het politiebureau. Daarna deden ze ons de handboeien om en lieten ze ons twee dagen en nachten zonder eten of drinken in de gang zitten. Ik kon alleen maar voortdurend stilletjes bidden en God vragen ons te leiden, ons geloof en kracht te geven zodat we hier ook konden getuigen. Later ondervroeg de politie een broeder, en toen ze niet tevreden waren met zijn antwoorden, duwden een paar gemene agenten hem op de grond, terwijl een andere gemene agent hondenpoep in zijn mond propte. De mentale gesteldheid van die broeder werd zwaar op de proef gesteld. Toen ik dit zag gebeuren, raakte ik erg van slag en werd ik woedend vanbinnen. Ik had willen opspringen en die agenten in stukken willen scheuren, maar Gods woord leidde mijn hart: “Nadat ik dit gezegd heb, voel ik een beetje medelijden voor mijn broeders en zusters die ook in dit land vol vuilheid leven. Daardoor heb ik haat ontwikkeld jegens de grote rode draak. […] Wij zijn allemaal slachtoffers. Daarom haat ik hem diep van binnen en kan ik niet wachten om hem te vernietigen. Hoewel, als ik er nog eens over nadenk, dit geen nut zou hebben en het God alleen maar last zou bezorgen. Daarom kom ik op deze woorden terug – ik richt mijn hart op het doen van Zijn wil – God liefhebben. Dat is het pad dat ik kies – het is het pad dat ik, een van Zijn schepselen, moet gaan. Dit is hoe ik mijn leven moet leven. Dit zijn woorden uit mijn hart en ik hoop dat mijn broeders en zusters moed zullen putten uit het horen van deze woorden zodat mijn hart een beetje vrede kan vinden. Want het is mijn doel om Gods wil te doen en zo een leven vol betekenis en glans te leiden. Op deze manier zal ik zonder spijt kunnen sterven, met een hart vol dankbaarheid en troost. Wil je dat doen? Ben jij iemand met zo’n voornemen?” (‘Het pad … (2)’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’). De woorden van God kalmeerden me, en omdat ik Gods woord probeerde te begrijpen, begreep ik Gods wil. God had al lang een ongelooflijke hekel aan deze gemene duivels, Hij zou ze allemaal willen vernietigen, maar om Gods werk van de laatste dagen te voltooien en ons te vervolmaken, moet Hij gebruikmaken van de inspanningen van Satan. God gebruikt de vervolging van Satan om ons onderscheid te kunnen laten maken, waardoor we de volledige lelijke tronie en duivelse kern van de communistische regering te zien krijgen. Vervolgens kunnen we die verloochenen en die relatie verbreken en ons met heel ons hart tot God wenden. God weet de fanatieke vervolging van de communistische partij altijd te doorstaan om betere resultaten van Zijn werk te krijgen. Dus zo erg was het niet dat ik een paar ontberingen moest doorstaan om verlossing te vinden als onderdeel van de schepping. God heeft me verlicht en me geloof en kracht gegeven. Ik wil Christus nastreven en volledig overtuigd zijn om Gods wil uit te voeren, God lief te hebben! Op dat moment wilde ik alleen dat God ons zou leiden en ons zou behouden om via de vervolging van Satan te getuigen voor God. Ik wenste dat we onze liefde voor God konden inzetten om Satans trucs te dwarsbomen waardoor hij jammerlijk zal falen.
Op de derde avond bracht de politie ons over naar het Bureau voor Lokale Openbare Veiligheid en ondervroegen ze ons de hele nacht. Een van de onderdirecteuren gebruikte eerst aardige woorden om me te verleiden: “Beken nu maar! Je hebt een vrouw en kinderen en ouders thuis die je moet onderhouden; als je snel bekent, kun je naar huis, oké?” Toen ik dat hoorde, kwam ik even in de verleiding, en ik dacht: als ik hem een paar onbelangrijke dingen vertel, dan mag ik gaan en hoef ik hier niet langer te lijden. Op dat moment werd ik wakker geschud door Gods woorden: “Ik zal niet meer genadig zijn voor hen die mij in het geheel niet trouw zijn in tijden van verdrukking, want mijn genade reikt maar zover. Bovendien kan ik geen sympathie opbrengen voor degenen die mij eens hebben verraden, nog minder wil ik geassocieerd worden met mensen die hun vrienden verraden. Dit is mijn gezindheid, wie de persoon ook maar mag zijn” (‘Voor je bestemming moet een toereikend aantal goede daden voorbereiden’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’). Via Gods majesteitelijke woorden kreeg ik het gevoel dat God naar mij beneden keek en op een antwoord van mij wachtte. Ik liet mijn nare gedachte vervolgens snel varen en vol van strenge rechtvaardigheid zei ik: “Sinds ik hier ben, heb ik er niet over nagedacht om te vertrekken!” Toen de gemene agent doorhad dat zijn list niet werkte, toonde hij zijn ware duivelse gezicht, en hield de plaatsvervanger een emmer vol brijvoer voor varkens boven mijn hoofd alsof hij het over me heen wilde gieten. Ik zei tegen hem: “Dit is een wrede en ongebruikelijke straf om een verklaring af te dwingen.” Toen hij dat hoorde, stopte hij plotseling en zette hij de emmer weer neer zonder het over me uit te gieten. Een andere gemene agent met leren schoenen aan ging met zijn hak boven op mijn grote teen staan en rolde hem zo hard als hij kon een hele tijd heen en weer. De scherpe pijn trok door mijn hele lichaam en ongewild schreeuwde ik het uit van pijn. De kleren die ik droeg waren doorweekt van het zweet, maar de gemene agent was woest en bleef maar op mijn grote teen stampen en ermee rollen totdat de nagel losliet. Mijn teen was toen al verminkt en bloederig. Onder die helse pijn riep ik herhaaldelijk om God en vroeg ik Hem mijn hart te beschermen, zodat ik niet zou toegeven aan Satan en ik voor Hem zou kunnen getuigen. De wreedheid van de duivel gaat veel verder dan dit. Ik zag een broeder terugkomen van een verhoor waarbij hij was gemarteld, en al zweefde op het randje van de dood; zijn hele lichaam zat onder de wonden en blauwe plekken en hij zag eruit alsof hij stervende was. De gemene agenten waren bang dat hij dood zou gaan, dus lieten ze hem met tegenzin vrij. Daarna brachten ze mij en een broeder en een zuster naar het SWAT-team van de stad voor verdere ondervraging.
Toen we bij het SWAT-team aankwamen, werden we gedwongen ons helemaal uit te kleden. Onze handen werden in de boeien geslagen en ze bevestigden kettingen rond onze enkels. Om ons te vernederen moesten we drie rondjes over de binnenplaats huppen. Daarna werden we alle drie afzonderlijk in een cel gezet. De mensen die hier gevangen zaten, waren allemaal moordenaars, allemaal als duivels en monsters. De gemene agent gaf de gevangenen opdracht mij te kwellen, maar door Gods bescherming weigerden de gevangenen niet alleen om mij te treiteren, ze zorgden zelfs voor mij. Na vier dagen probeerden de gemene agenten mij te dwingen God te verraden en mijn broeders en zusters uit te leveren, maar ik wilde niet praten. Ze sleepten mij en een andere broeder naar de binnenplaats waar ze ons aan handen en voeten boeiden. We kregen een zwarte zak over ons hoofd en ze hingen ons aan een boom midden op de binnenplaats. In een aanval van opperste wreedheid lieten ze op meerdere plaatsen op de boom mieren vrij, die daarna de hele tijd over ons heen kropen en ons beten. De kwelling van duizenden mierenbeten is vergelijkbaar met duizenden pijlen door het hart, waardoor de dood op dat moment aantrekkelijker leek dan het leven. Ik kon alleen uit alle macht tot God bidden om mijn hart en geest te beschermen, zodat Hij mij wil en kracht zou geven in mijn lijden, waardoor ik verraad van God zou kunnen weerstaan. En toen verschenen Gods woorden in mijn gedachten: “alle mensen ondergaan de laatste narigheden voor mij. Begrijpen jullie mijn wil? Dit is het laatste wat ik van de mens eis, ik hoop echter dat alle mensen een sterke, klinkend getuigenis zullen geven over mij voor de grote rode draak, dat zij zich om mijnentwille kunnen opofferen voor een laatste keer en mijn eisen nog een keer zullen inwilligen. Kunnen jullie dit echt wel aan? Jullie waren niet in staat om mijn hart te bevredigen in het verleden. Kunnen jullie dit patroon veranderen tijdens het laatste stadium?” (‘Hoofdstuk 34’ van Gods woorden aan het hele universum in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’). Door Gods woorden vulde mijn hart zich met kracht. Omdat God ons wilde redden, onderging Hij op alle mogelijke manier de vervolging door de communistische regering. Hij had geen plaats om Zijn hoofd te ruste te leggen en geen plaats die Hij Zijn thuis kon noemen. Tegenwoordig kan ik lijden met Christus; dit is Gods liefde voor mij en Gods verheffing van mij. Zolang ik God eer kan bewijzen, ben ik gelukkig en bereid te sterven. Ik vertrouwde op Gods woord om elke minuut en seconde van de pijn te doorstaan. Ze hebben ons twee dagen en nachten aan de boom laten hangen. Op de derde dag kon ik het echt niet meer aan. Het was aan het begin van de winter, het regende en ik had alleen maar een dun kledingstuk aan. Ik was aan mijn blote voeten in de boom gehangen en had niets te eten of drinken gekregen. Door de honger en de kou, maar ook door de ondraaglijke pijn wilde ik het liefste sterven; het enige wat ik kon doen was bidden met mijn hele ziel en zaligheid. Ik was doodsbang dat ik door de zwakte van het vlees de kwelling niet zou kunnen doorstaan en God zou verraden. Dwars door de pijn heen herinnerde ik me de apostel Stefanus uit het Tijdperk van Genade. Hij werd gestenigd door een menigte, omdat hij het evangelie van de Heer Jezus verspreidde. Voor zijn dood vroeg hij God zijn geest te aanvaarden. Vervolgens bad ik tot God: “O God, mijn vlees is te zwak en ik heb meer pijn dan ik kan verdragen. Ik wil graag dat u mijn geest ontvangt, want ik sterf liever dan dat ik u verraad.” Na het bidden gebeurde het opmerkelijkste wonder: ik kreeg een buitenlichamelijke ervaring en ik werd naar een grasveld geleid. Om me heen zag ik welig groen gras en overal liepen koeien en schapen. Ik was buitengewoon rustig en ik kon niet anders dan God luidkeels eren: “De vleesgeworden God is verschenen in China, waar Hij de waarheid verkondigt om over mensen te oordelen en hen te zuiveren. Zijn woorden zijn als een scherp zwaard, vol gezag. Ze oordelen over Zijn mensen, zuiveren en redden hen. Prijs Gods almacht en wijsheid om de rode draak te gebruiken in Zijn dienst, een groep overwinnaars te maken en Satans machten te verslaan. Prijs Gods rechtvaardige gezindheid die nu volledig is geopenbaard. Prijs Almachtige God, omdat Hij nederig verborgen en zo beminnelijk is. Prijs Almachtige God! Uw daden zijn echt schitterend! Prijs Almachtige God voor de glorie die Hij heeft gewonnen. De bliksem flitst van oost naar west en wijze maagden worden door het licht aangetrokken. Mensen van elk volk en land komen terug voor God, knielen neer om God te aanbidden en Zijn oordeel te aanvaarden. Prijs God voor Zijn terugkeer in de laatste dagen om de mensheid de weg van eeuwig leven te schenken. Prijs Gods rechtvaardige oordeel voor het zuiveren en redden van de mensheid. Prijs God, omdat Hij Zijn grote werk heeft voltooid en omdat Zijn woorden alles hebben volbracht. Alle naties en alle volken prijzen Almachtige God! Elke schepping van God komt om Almachtige God te prijzen! Geprezen zij u, Almachtige God! Allen komen om u te prijzen! Geprezen zij u! Prijs Almachtige God!” (‘Alle naties en alle volken prijzen Almachtige God’ in ‘Volg het Lam en zing een nieuw lied’). Terwijl ik mezelf volledig had ondergedompeld in deze weergaloze vreugde en langs de grenzen van de vrijheid leefde, verdween de pijn, de honger en de kou ondanks dat ik nog steeds aan de boom was opgehangen, en ook de pijn van de bijtende mieren verdween. Toen ik ontwaakte, was de derde nacht al aangebroken en haalden de gemene agenten me naar beneden. Ik had er drie dagen gehangen en ik was er niet aan doodgegaan; ik zat zelfs vol levenslust. Dit was de ware almachtige kracht en wonderbaarlijke bescherming van God! Ik eerde God en dankte Hem uit het diepst van mijn hart.
Op de vierde dag werd ik door de gemene agenten ondervraagd en probeerden ze me opnieuw te dwingen mijn broeders en zusters te verraden; ze dwongen me ook toe te geven dat ik in Xie Jiao geloofde, waarmee ik God verraadde en de ware weg verliet. Door de verlichting door God dacht ik aan Gods woord: “Terwijl ze beproevingen ondergaan, is het normaal dat mensen zwak zijn, of negativiteit in zich hebben, of dat ze geen duidelijkheid hebben over Gods wil of hun pad om te praktiseren. Maar in ieder geval moet je vertrouwen hebben in Gods werk en God niet verloochenen, zoals Job” (‘Degenen die volmaakt gemaakt moeten worden, moeten loutering ondergaan’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’). Door Gods woord had ik de moed om de waarheid in praktijk te brengen en van God te getuigen. Wat er ook zou gebeuren, ik kon God noch weerstaan noch Hem lasteren. Daarom zei ik stoer en vol vertrouwen: “Ik geloof in Almachtige God, die de enige ware God is en heerst over alle dingen! Ik geloof niet in Xie Jiao, jij verdraait de waarheid en probeert me erin te luizen!” Toen een van de gemene agenten dat hoorde, werd hij razend. Hij greep een hoge houten kruk en begon als een waanzinnige op me in te beuken. Hij sloeg net zo lang tot ik bloed spuugde. Ik lag verlamd en buiten bewustzijn op de grond. Toen ze zagen dat ik bewusteloos was, gooiden ze koud water over me heen om me weer bij te brengen en me opnieuw af te ranselen. Door deze duivelse en onmenselijke aframmeling waren mijn borst en rug helemaal bont en blauw en had ik veel interne verwondingen opgelopen. Een week later plaste ik alleen maar bloed, en bleek dat mijn rechternier ernstig beschadigd was (ook nu is die nog zeer pijnlijk). Toen de gemene politie een maand later nog geen bewijzen had gevonden, bedachten ze valse beschuldigingen die ze me dwongen te ondertekenen. Daarna sloten ze me op in de stadsgevangenis. Drie maanden later beschuldigden ze mij van het ‘tenietdoen van het uitoefenen van sociale wetgeving’ en veroordeelden ze mij tot een jaar heropvoeding in een werkkamp. In dat kamp waren de leefomstandigheden onmenselijk. Ik had elke dag honger en ik moest zo’n tien uur per dag werken. Ik werd vaak getreiterd en beledigd door de gevangenispolitie en ze gebruikten hun stroomstokken op mij of sloten me op in een kleine, donkere ruimte. Als God niet over mij had gewaakt en me niet had beschermd, zou de gemene politie me hebben doodgemarteld. Op 7 november 2003 zat mijn straf erop en werd ik vrijgelaten uit deze hel op aarde.
Na die wrede vervolging besefte ik dat de slogans van de regering, zoals ‘de communistische partij is geweldig, roemrijk en correct’ en ‘China kent vrijheid van godsdienst’ en andere uitspraken, slechts uitdrukkingen zijn van een duister complot om het publiek te bedriegen en de burgers voor de gek te houden. Ik haat deze oude duivel vanuit het diepst van mijn hart. Hij spreekt vleiende woorden maar doet uitzonderlijk slechte dingen. Om het werk van God van de laatste dagen uit te bannen en van China een atheïstische plek te maken, vervolgt en doodt hij gelovigen zonder enige scrupule. De mate van wreedheid is ongelooflijk en heeft veel mensen doen koken van woede. Ik denk aan hoe ik voortdurend wrede martelingen moest ondergaan en bekentenissen werden afgedwongen, en hoe erg ik werd gepijnigd tijdens de verhoren door demonen. Ik ben verschillende keren bewusteloos geraakt en als God me niet had beschermd, zou ik door die duivels doodgemarteld zijn. In tijden van mijn allergrootste zwakheid gaf het woord van Almachtige God mij voortdurend hoop: “Hebben jullie ooit de zegeningen aanvaard die jullie zijn gegeven? Hebben jullie ooit naar de beloften gestreefd die er vanwege jullie gedaan zijn? Onder leiding van mijn licht kunnen jullie echt de wurggreep van de duistere krachten wel doorbreken. In het donker zullen jullie zeker het licht dat jullie begeleidt niet uit het oog verliezen. Jullie zullen beslist meester van de schepping zijn. Jullie overwinnen Satan beslist. Als het koninkrijk van de grote rode draak ten onder gaat, zullen jullie ongetwijfeld opstaan tussen de talloze massa’s om mijn overwinning te bewijzen. Jullie zullen beslist resoluut en standvastig zijn in het land van Sinim. Door jullie lijden zullen jullie de zegen erven die van mij komt, en zullen jullie mijn glorie door het hele universum uitstralen” (‘Hoofdstuk 19’ van Gods woorden aan het hele universum in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’). Het woord van God was solide, daar kon ik op vertrouwen. Het zorgde ervoor dat ik tijdens de extreme pijn en zwakte van de verlichting en de leiding van Gods woord heb mogen genieten, wat de enige manier was om door deze duistere en langdurige periode heen te komen. Hoewel ik vele keren door de CCP overheid ben gearresteerd en vervolgd, en mijn vlees meedogenloze wreedheden en kwellingen heeft doorstaan, begrijp ik nu vele waarheden die ik voorheen niet begreep, en ik zie duidelijk de duivelse essentie van het reactionaire kwaad binnen de Chinese overheid. Ik heb ook de ware liefde van Almachtige God voor mij ervaren en heb geproefd van Gods almachtige wijsheid en wonderbaarlijke daden. Het prikkelt me om te zoeken God lief te hebben en Hem tevreden te stellen. Ik vervul mijn kerkelijke plichten nog steeds op dezelfde manier als in het verleden; ik volg God op de juiste levensweg, ik ben op zoek naar de waarheid en probeer een zinvol leven te leiden.
Voetnoten:
2. “Ze doen ongefundeerde beschuldigingen” verwijst naar de methoden waardoor de duivel mensen schade toebrengt.
3. “Zwaar bewaakt” geeft aan dat de methoden waardoor de duivel mensen leed berokkent bijzonder kwaadaardig zijn en mensen zozeer onder de duim houden dat ze geen ruimte hebben om te bewegen.