Door Lin Ling, provincie Shandong
Ik ben geboren in een arm gezin op het platteland. Omdat onze familie geen macht of status bezat, werd er al op me neergekeken toen ik jong was en ik werd vaak gepest. Ik voelde me elke keer erg vernederd en ellendig en keek uit naar de dag dat er een redder zou komen en mijn lot zou veranderen. Toen ik getrouwd was, was het leven zwaar en mijn zoon was vaak ziek. Mijn buren vertelden me over het geloof in Jezus en toen ik hoorde dat de Heer Jezus mensen die een ellendig leven hadden, kon verlossen van hun leed en problemen, was ik erg aangedaan. Ik had eindelijk mijn Redder gevonden en vanaf dat moment geloofde ik in Jezus en nam vol overgave deel aan bijeenkomsten en luisterde naar preken waar ik maar kon. Maar later besefte ik dat de kerken steeds meer verlaten waren en dat de jaloezie, de ruzies en het gekonkel onder gelovigen steeds erger werden. Het was niet anders dan in de bredere maatschappij. Ik was enorm teleurgesteld, het geloof dat ik eerst had gehad werd geleidelijk aan zwakker en ik ging niet meer naar bijeenkomsten.
In het jaar 2000 predikte een zuster tegen me over het evangelie van de laatste dagen van Almachtige God. Toen ik hoorde dat Almachtige God de teruggekeerde Heer Jezus is, voelde ik een onbeschrijflijke blijdschap in mijn hart. Elke dag, als ik maar even tijd had, hield ik Gods woord in mijn hand en las het zoals een uitgehongerd mens eet. De oprechtheid in Gods woorden gaf me warmte en troost. Ik voelde de zorgzaamheid, genade en redding van de Schepper voor mij, en mijn dorstige geest werd gelaafd en voorzien. Daarna leefde ik in de grote familie van De Kerk van Almachtige God waar ik bijeenkomsten bezocht en mijn plichten vervulde naast mijn broeders en zusters. We streefden er allemaal naar om de waarheid te zoeken te midden van de lafenis en voorziening van het woord van Almachtige God. Er was liefde tussen mijn broeders en zusters en allemaal hielpen we elkaar. Er was geen gekonkel, bedrog of verachting voor armoede en liefde voor rijkdom, en al helemaal geen misbruik of onderdrukking. In De Kerk van Almachtige God kende ik echt geluk en vrede zoals ik nooit eerder had gevoeld. Maar omdat ik in Almachtige God geloofde, werd ik gearresteerd en wreed gemarteld door de CCP-regering en toen een jaar gevangengezet. In dat donkere hol van de demon gaf het woord van Almachtige God me vertrouwen en kracht, en dat bracht me er stap voor stap toe om Satan te overwinnen en uit te stijgen boven de ketenen van de dood.
Op de avond van 24 augustus 2009 was ik net gaan slapen toen ik opeens werd gewekt door een wild geklop op de deur. Voor ik kon reageren, braken zeven, acht politiemannen de deur open en kwamen de kamer binnen. Toen ze binnenkwamen, schreeuwden ze: “Geen beweging! Kom uit bed en ga met ons mee!” Nog voor ik mijn kleren kon aandoen, hoorde ik het geklik van een camera toen er een foto van me werd genomen. Toen keerde de politie het huis ondersteboven om het te doorzoeken en zag geen vodje papier over het hoofd. Het duurde niet lang of het was een enorme rommel, alsof bandieten het huis overhoop hadden gehaald. Alles lag op de grond en je kon geen voet meer verzetten. Daarna namen drie agenten me met geweld mee naar een busje dat buiten klaarstond.
Toen ze me naar het politiebureau hadden gebracht, lieten ze me met mijn gezicht naar de muur staan. Een politieman ondervroeg me met strenge stem en zei: “Vertel ons de waarheid over je geloof in Almachtige God! Wat is jouw rol in de kerk? Wie is jullie leider? Waar is hij? Vertel ons alles!” Ik zei zonder angst: “Ik weet niets!” Onmiddellijk sloeg hun frustratie om in woede. Ze schopten me, scholden me uit en bedreigden me:“Als je het vertelt, laten we je gaan. Maar anders slaan we je dood!” Onderwijl duwden ze me op een ijzeren stoel met een grote stang die ze vergrendelden zodat ik geen kant uit kon. Toen ik merkte met hoeveel machtsvertoon de agenten me arresteerden en ik de wrede uitdrukking op hun gezicht en de kwade blikken die ze mij toewierpen zag en zag hoe ze mij, een weerloze vrouw, behandelden alsof ik een vreselijke misdaad had gepleegd, raakte ik in paniek en werd bang. Ik dacht: Hoe zijn ze van plan om me te kwellen? Als ze me echt martelen of slaan, wat doe ik dan? Innerlijk bad ik verwoed tot God: “Almachtige God! Mijn gestalte is werkelijk te klein, en omringd door Satans kwaadaardige krachten ben ik bang geworden. Ik smeek u om mij vertrouwen en kracht te geven. Bescherm me, zodat ik het hoofd niet buig voor Satan en deze demonen, en zodat ik standvastig ben en van u kan getuigen!” Toen herinnerde ik me Gods woorden: “Je moet weten dat alle dingen in jullie omgeving er zijn door mijn toestemming, Ik regel alles. Zie duidelijk en geef genoegdoening aan mijn hart in de omgeving die ik je heb gegeven. Wees niet bang, de Almachtige God der heerscharen zal zeker bij je zijn; Hij beschermt je en Hij is je schild” (‘Hoofdstuk 26’ van Uitspraken van Christus aan het begin in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’). Ja, alles wat me die dag overkwam had de goedkeuring van Gods troon, dus hoewel ik gevangenzat in een demonenhol en geconfronteerd werd met een bende wrede, demonische schurken, vocht ik niet alleen. Almachtige God was bij me. Ik kon op Hem vertrouwen en Hij was mijn sterke toeverlaat, dus wat had ik te vrezen? Bij deze gedachten voelde ik me niet langer angstig of bang. Ik had de kracht om tot het einde tegen Satan te vechten en ik zwoer dat ik standvastig zou zijn en van God zou getuigen, al kostte het me mijn leven!
Toen begon de politie me te martelen om me tot een bekentenis te dwingen. Op de ochtend van de eerste dag boeiden ze me, en toen ze me meenamen om bloed af te nemen, sleurden ze me met geweld mee zodat de scherpe randen van de handboeien in mijn vlees sneden. Al gauw lag de huid van mijn polsen open en ik voelde een hevige, snijdende pijn. Toen boeiden ze me aan een radiator en omdat ze vreesden dat ik zou vluchten, trokken ze de boeien zo strak aan dat mijn polsen bloedige wonden vertoonden. De wrede agenten verhoorden me steeds opnieuw en bleven vergeefs proberen me te dwingen om informatie over de kerk te geven. Omdat ik volhield dat ik niets wist, raakten ze buiten zinnen van woede. Een van hen liep kwaad op me af en sloeg me hard in het gezicht. Ik zag sterretjes en raakte bijna buiten bewustzijn. Mijn tanden klapperden in mijn mond en tegen wil en dank stroomden de tranen uit mijn ogen. Toen de agent zag dat ik huilde, maar nog steeds weigerde om te praten, vertrok zijn gezicht van woede. Zonder medelijden pakte hij meerdere strengen van mijn haar, wond die om zijn hand en sloeg me met geweld met mijn achterhoofd tegen de muur. De harde klap deed me duizelen en mijn oren tuitten. Zijn woede was nog niet bedaard en hij sloeg me meerdere keren achter elkaar en riep kwaad: “Ik zal je laten huilen! Dit krijg je als je niet praat!” Terwijl hij dat zei, stampte hij woest met zijn schoen op mijn voet. Toen ik zo wreed door die duivels was geslagen en gekweld, had ik overal pijn en voelde me slap. Ik lag bewegingloos op de grond, alsof ik elk moment kon sterven. Toen ze mijn toestand zagen, stormden de agenten vloekend weg en sloegen de deur achter zich dicht. Die middag werd ik opnieuw wreed geslagen en probeerden ze informatie over de kerk uit me te krijgen. Nadat dit meerdere keren zo was gegaan, was ik duizelig en misselijk en mijn lichaam deed zo’n pijn dat ik het gevoel had dat ik zou bezwijken. Het leek wel of ik elk moment kon sterven. Maar de agenten gingen onverminderd voort met hun verhoor. Met een totaal gebrek aan menselijkheid brandden ze mijn voeten met een aansteker, zodat zich onmiddellijk twee grote blaren vormden. Het deed zo’n pijn dat ik niet kon stoppen met huilen. Overmand door pijn ging ik op de grond zitten en keek naar de agenten die me stuk voor stuk aankeken met een beestachtige woede, als demonen uit de onderwereld die niets liever wilden dan me aan stukken scheuren. Ik voelde me zwak en klaagde stilletjes tegen God: “Almachtige God, wanneer houden die agenten op met hun martelingen? Ik hou het niet meer vol…” Ik was zo zwak dat ik elk moment kon bezwijken en ik dacht: “En als ik ze nou één ding vertel? Dan hoef ik niet meer te lijden…” Maar toen dacht ik meteen: “Als ik ook maar één ding zeg, ben ik een Judas. Dat betekent dat ik God verraad.” Er woedde een verbitterde strijd in mijn hart. Toen dacht ik aan Gods woorden: “Jullie moeten juist doen wat aangenaam is voor iedereen, wat alle mensen ten goede komt en wat je eigen bestemming ten goede komt. Anders zal degene die lijdt te midden van onheil niemand anders zijn dan jijzelf” (‘Bereid voldoende goede daden voor voor je bestemming’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’). “Ik zal niet meer genadig zijn voor hen die mij in het geheel niet trouw zijn in tijden van verdrukking, want mijn genade reikt maar zover. Bovendien kan ik geen sympathie opbrengen voor degenen die mij eens hebben verraden, nog minder wil ik geassocieerd worden met mensen die hun vrienden verraden. Dit is mijn gezindheid, wie de persoon ook maar mag zijn” (‘Bereid voldoende goede daden voor voor je bestemming’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’). Gods woorden brachten me met één klap tot bezinning. Ik schrok van de gedachten die ik even daarvoor had gehad. Ik dacht: Satans vervolging is me vandaag ten deel gevallen, en in plaats van te bedenken hoe ik op God moest vertrouwen om deze duivels te overwinnen en standvastig te zijn en van Hem te getuigen, maakte ik me zorgen over mijn eigen vlees. Maakt dat me niet egoïstisch en verachtelijk? God is rechtvaardig en heilig, en als ik mijn broeders en zusters zou verraden en een jammerlijke Judas zou worden, zou ik dan niet Gods gezindheid beledigen en mijn eigen ondergang teweegbrengen? Doordat Gods wil toestaat dat deze agenten me vandaag martelen, zie ik duidelijk het demonische wezen van de CCP, waardoor zij zich verwoed verzetten tegen God en een vijand van God worden. Daardoor ben ik beter in staat om mijn hart naar God te richten, trouw aan God te blijven en standvastig te zijn en van God te getuigen. Toen ik tot deze conclusies was gekomen, voelde ik me spijtig en schuldig over mijn ongehoorzaamheid. Ik wilde berouw tonen tegen God. Hoe erg de politie me ook zou pijnigen en martelen, ik zou weigeren om toe te geven aan mijn vlees. Ik wilde slechts gehoorzamen aan Gods orkestraties en regelingen, elk leed dragen en standvastig zijn en van God getuigen om door mijn daden mijn trouw aan Hem te bewijzen. Al kostte het me mijn leven, ik zou geen Judas worden en God verraden! Zolang ik kon ademen, zou ik me niet overgeven of toegeven aan Satan! Die avond lieten de agenten me met uitgestrekte benen op de grond zitten en tilden met geweld mijn armen omhoog, terwijl mijn handen op mijn rug geboeid waren. Ik voelde onmiddellijk een hevige pijn in mijn armen en gewonde polsen. De agenten waren dol van woede en zetten een ventilator in de hoogste stand op me gericht, zodat hij koude lucht over mijn lichaam blies. Ik had het zo koud dat ik zonder ophouden zat te bibberen en te klappertanden. Ik was ongesteld, maar de agenten lieten me mijn maandverband niet verschonen en zeiden dat ik het maar in mijn broek moest laten lopen. Maar toen hielden de agenten nog niet op. Ze haalden een zweep, gemaakt van een zachte tak, en geselden me overal, waarbij elke slag een bloedige afdruk achterliet. Het deed zo’n pijn, dat ik eronder uit probeerde te kronkelen. Maar toen ze zagen dat ik de slagen ontweek, sloegen de agenten me nog harder en zeiden: “Laten we eens kijken of je nu wilt praten! Vanavond sla ik je helemaal kreupel!” De wreedheid en woestheid van de agenten was vreselijk, maar dankzij Gods leiding en bescherming gaf ik niet toe, en ze werden niets wijzer van het verhoor.
Terwijl ik dagenlang op brute wijze werd verhoord, bleef een officier van de Nationale Veiligheidsbrigade zich voordoen als een ‘goede smeris’ en probeerde me met zijn zachte benadering vergeefs me de kerk te laten verraden. Hij had een aardige, zachtmoedige uitdrukking op zijn gezicht, schonk water voor me in, gaf me een appel en zei met geveinsde vriendelijkheid: “Het is jammer dat je op zo’n jonge leeftijd zo moet lijden. Vertel ons wat we willen weten, dan houdt het op en kun je naar huis. Je man en zoon verlangen naar je!” Eerst leek hij me aardig, maar hij was de gemeenste en boosaardigste van allemaal. Toen hij merkte dat ik hem niets zou vertellen, vertrok zijn gezicht zich in een woeste grijns. Hij liet zijn ware beestachtige aard zien en begon me nog wreder en genadelozer te martelen. Hij bracht me naar de grote zaal van het politiebureau en liet me twee uur lang in mijn eentje in de hoek zitten in de ijskoude lucht. Toen kwam hij terug en schreeuwde tegen me. Hij vond dat ik niet hard genoeg antwoordde en dwong me om mijn benen uit te strekken en stampte venijnig op mijn knieschijven en trok mijn handen die op mijn rug waren geboeid ruw omhoog. Ik hoorde iets kraken in mijn middel, voelde een verscheurende pijn en schreeuwde het uit en verloor alle gevoel in mijn middel. Ik had niet verwacht dat mijn geschreeuw die duivel kwaad zou maken. Hij brulde woest naar een van zijn lakeien: “Haal een lap en stop hem in haar mond, zodat ze niet meer schreeuwt!” Ze brachten een stinkend, smerig vod en propte het in mijn mond, zodat ik bijna moest overgeven. Hij schreeuwde tegen me: “Hou hem tussen je tanden! Waag het niet om de lap te laten vallen!” En hij duwde hem verder in mijn mond. Ik voelde alleen maar bittere haat voor die verachtelijke beesten. Ik haatte ze zo erg dat ik geen tranen meer overhad. Vervolgens ging deze duivelse officier door met het verhoor en toen hij merkte dat ik nog steeds niets zou zeggen, duwde hij opnieuw mijn benen omlaag, terwijl hij mijn geboeide armen omhoog trok. Het deed zo’n pijn dat het koude zweet me uitbrak en ik het tegen wil en dank weer uitschreeuwde. Toen hij doorkreeg dat ik nog steeds niet zou praten, zei hij tegen zijn lakeien: “Neem haar mee!” Twee agenten tilden me op van de grond, maar ik kon vanuit mijn middel niet rechtop staan. Ik moest langzaam met gebogen rug lopen, stap voor stap. Door de vreselijke pijn voelde ik mijn geest weer zwak, wanhopig en hulpeloos worden. Ik wist niet hoelang ik het nog zou volhouden en in mijn hart bad ik keer op keer tot God en riep de bescherming van Almachtige God aan, zodat ik Hem niet zou verraden, al kostte het me mijn leven.
Toen zag ik in dat Almachtige God mijn zwakheid in elk opzicht begreep en al die tijd genadig was geweest en me heimelijk had beschermd. Toen de agenten weer terugkwamen om me te verhoren, dreigden ze: “Als je niet praat, brengen we je ergens anders heen en zetten je op een elektrische stoel. Als we hem inschakelen, raak je buiten bewustzijn, en zelfs als je niet doodgaat, zul je invalide raken!” Toen ik die woorden van de agent hoorde, werd ik bang. Ik dacht dat ik zo’n onmenselijke behandeling echt niet zou kunnen verdragen en bad dringend tot God. Op dat moment dacht ik aan Gods woorden: “Wanneer mensen bereid zijn om hun leven op te offeren, wordt alles een kleinigheid en kan niemand ze overmeesteren. Wat kan er belangrijker zijn dan het leven?” (‘Hoofdstuk 36’ van Interpretaties van de mysteriën van Gods woorden aan het gehele universum in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’). Ja, mijn leven lag in Gods handen. God bestuurt en beheerst het en het was niet de politie die besliste of ik zou leven of sterven. Als ik echt mijn leven op het spel zette, kon ik Satan overwinnen. Op dat moment was ik vol vertrouwen. Ik was bereid om mijn leven op het spel te zetten, het in Gods handen te leggen en Gods orkestraties en regelingen te gehoorzamen. Ik had niet verwacht dat ik een van de agenten zou horen zeggen, dat de elektrische stoel kapot was en ze hem niet konden inschakelen. Op dat moment voelde ik dat Almachtige God voortdurend bij me was. Zelfs al was ik in het hol van demonen, God bleef aan mijn zijde. Hij stond toe dat ik leed, maar niet dat deze satanische demonen me van het leven zouden beroven. Ik dankte Almachtige God voor Zijn wonderbaarlijke bescherming en dat Hij me aan de dood liet ontsnappen! Mijn geloof werd sterker en ik was bereid om welk leed dan ook te ondergaan en standvastig te zijn en van God te getuigen. De waanzinnige agenten martelden en verhoorden me zes dagen en vijf nachten lang en lieten me niet eten, water drinken of slapen. Hierdoor werd het me duidelijk dat de CCP-regering niets anders is dan een stel boeven en gangsters. Als ze je in hun greep hadden, was je in de greep van wrede, gewelddadige duivels, en zonder de zorg en bescherming van Almachtige God zouden ze me hebben doodgemarteld. Hoewel de agenten me dagenlang niet lieten eten, drinken of slapen en me op allerlei manieren martelden, voelde ik totaal geen dorst, honger of vermoeidheid. De agenten van de Nationale Veiligheidsbrigade zeiden dat ze nog nooit hadden gezien dat iemand die zo jong was, het zoveel dagen had volgehouden. Ik begreep ten diepste dat het de enorme levenskracht van Almachtige God was die mijn vleselijke omhulsel steunde, me leven gaf en me de kracht schonk om vol te houden tot het eind. Zoals de Heer Jezus zei: “De mens leeft niet van brood alleen, maar van ieder woord dat klinkt uit de mond van God” (Matteüs 4:4). De woorden van Almachtige God zeggen: “God gebruikt Zijn leven om in alle levende en levenloze dingen te voorzien, door alles in orde te brengen met Zijn kracht en gezag. Dit is een waarheid die niemand kan bedenken of gemakkelijk kan bevatten en deze onbegrijpelijke waarheden zijn de manifestatie van en getuigenis voor de levenskracht van God” (‘God is de bron van het leven van de mens’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’).
Toen de agenten merkten dat een harde aanpak niet werkte, besloten ze het op een zachte manier te proberen. Het hoofd van de Nationale Veiligheidsbrigade kwam zelf om me te verhoren. Hij maakte vriendelijk en zachtzinnig mijn handboeien los, nodigde me uit om te gaan zitten en zei met ‘aardige’ stem: “Je bent erg dom. Je bent geen functionaris of gezagsdrager in de kerk. Ze hebben je verraden en jij verzet je tegen ons voor hen. Is het dat echt waard? Bovendien, als je in Almachtige God gelooft, zal je zoon in de toekomst moeilijk toegelaten worden aan een universiteit en het leger of ambtenaar kunnen worden. En je man geeft niet om je. Misschien heeft hij al iemand anders gevonden en je verlaten … We weten al alles over je situatie. Zelfs als je ons niets vertelt, kunnen we je een misdaad ten laste leggen, want de CCP is de baas in dit land. Wij bepalen wat er gebeurt. En we bepalen ook hoeveel dagen we je vasthouden. Zelfs als je hier doodgaat, zal ons niets overkomen. Dus beken nu maar! China is anders dan andere landen. Zelfs als je ons niets vertelt, kunnen we je aanklagen voor een misdaad en je veroordelen.” Toen ik al die manieren hoorde waarop hij probeerde me te verleiden met vriendelijkheid, kreeg ik beurtelings hoop en verloor ik de moed. Ik voelde me heel ellendig. Ik wist niet wat ik moest doen en riep in gedachten uit: “Almachtige God! U weet dat mijn gestalte te klein is en het me aan zoveel ontbreekt. Ik weet niet hoe ik deze omstandigheden moet doorstaan of het hoofd moet bieden. Ik smeek u om leiding.” Toen wezen Gods woorden me de weg: “Mijn volk moet te allen tijde waken voor de sluwe plannen van Satan […] Dit zal voorkomen dat jullie in de val van Satan lopen, want dan zal het te laat zijn voor spijt” (‘Hoofdstuk 3’ van Gods woorden aan het hele universum in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’). “Omwille van mij moet je niet zwichten voor enige duistere macht. Vertrouw op mijn wijsheid om op de volmaakte weg te blijven lopen; sta niet toe dat de samenzweringen van Satan je in hun greep krijgen” (‘Hoofdstuk 10’ van Uitspraken van Christus aan het begin in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’). Gods woorden brachten licht in mijn hart en ik wist nu hoe ik moest handelen. Ik dacht bij mezelf: “Natuurlijk! Dit was Satan die zich van emotionele valstrikken bediende om me te misleiden en bedriegen. Ik moet zijn listen doorzien, hem verslaan met wijsheid en me niet laten misleiden. Alles ligt in Gods handen. Zelfs als ik in de gevangenis zit tot de tralies wegroesten, mag ik me nooit onderwerpen aan Satan en God verraden!” Nu was het me veel duidelijker wat ik moest doen. Geconfronteerd met zijn provocaties en verleidingen bleef ik stil zitten, bad en bracht mijn hart tot rust in Gods aanwezigheid. Woedend zei ik tegen hem: “Ik zal je aanklagen! Je hebt niet alleen geprobeerd om me met martelingen tot een bekentenis te dwingen, je hebt me ook vals beschuldigd van een misdaad!” Hij grinnikte boosaardig en zei: “Ik heb je niet geslagen. Klaag me maar aan. De CCP is de baas in dit land. Niemand zal het voor je opnemen.” Door zijn woorden voelde ik een diepe verachting voor de boosaardige CCP-regering. Deze oude duivel had echt geen ontzag voor wet of fatsoen. Daarna haalde hij een grote stapel identiteitskaarten van mijn broeders en zusters tevoorschijn die ik moest identificeren. Hij vroeg of ik hen kende en hoopte vergeefs dat ik hen zou verraden. Verbitterd antwoordde ik: “Ik ken er niet één van!” Toen hij dat hoorde, werd zijn gezicht paars van woede. Hij merkte dat ik echt niets zou loslaten en liep nijdig weg. Die middag brachten ze me naar het huis van bewaring en bedreigden me: “In het huis van bewaring laten we je bij het water hurken en knoflook pellen. Na een paar dagen zijn je handen weggerot!” Ze grijnsden en lachten trots toen ze dat zeiden en in hun beestachtige gelaatsuitdrukking zag ik het demonische gezicht van Satan, wreed en kwaadaardig.
Nadat ze me een maand in het huis van bewaring hadden gehouden, zei de politie dat ik naar huis mocht als ik 20.000 yuan betaalde. Ik zei dat ik dat niet had, en alsof ze wilden onderhandelen, zeiden ze dat 10.000 ook goed was. Toen ik zei dat ik geen cent bezat, sloeg hun irritatie onmiddellijk om in woede en zeiden ze grijnzend: “Als je geen geld hebt, wordt het heropvoeding door arbeid voor jou! Als je vrijkomt, zal je man je zelfs niet meer willen!” “Prima.” zei ik resoluut, “Het kan me niet schelen!” En zonder aarzeling klaagden ze me aan voor ‘verstoring van de sociale orde’ en ‘ het hinderen van de handhaving van de wet’, en veroordeelden me tot een jaar heropvoeding door arbeid. Hieruit bleek nog duidelijker dat de CCP-regering een satanische duivel zonder ontzag voor mensenlevens is die God tot vijand maakt! In deze hel op aarde, geregeerd door demonen, waar God als doodsvijand wordt gezien, is de partij die aan de macht is het goddelijke gezag en hebben de mensen die eraan onderworpen zijn helemaal geen mensenrechten of vrijheid, laat staan godsdienstvrijheid! Op dat moment moest ik aan de woorden van Almachtige God denken: “Het is om de haat die in jullie opwelt zonder terughoudendheid te ventileren, om die beschimmelde ziektekiemen uit te roeien, om jullie dit leven te laten verlaten dat niet anders is dan dat van een os of een paard, om niet langer een slaaf te zijn, om niet langer vrijelijk vertreden of rond gecommandeerd te worden door de grote rode draak; jullie zullen niet langer van deze mislukte natie zijn, niet langer behoren tot de verschrikkelijke grote rode draak, jullie zullen geen slaaf meer van hem zijn. Het demonennest zal zeker in stukken worden gereten door God en jullie zullen naast God staan – jullie behoren God toe en behoren niet tot dit imperium van slaven. God verafschuwt deze duistere maatschappij al lang tot op Zijn botten. Hij knarst Zijn tanden, hunkerend om Zijn voeten te zetten op deze slechte, verschrikkelijke oude slang, opdat hij nooit meer op mag staan en de mens nooit meer kwaad zal doen; Hij zal geen pardon hebben met zijn vroegere daden, Hij zal zijn misleiding van de mens niet tolereren, Hij zal afrekenen met elke zonde die hij door de eeuwen heen heeft begaan; God zal geenszins mild zijn jegens deze aanvoerder van al het kwaad,[1] Hij zal hem volkomen vernietigen” (‘Werk en intrede (8)’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’). Ik was vervuld van zowel verdriet als woede, want ik zag hoe verraderlijk, sluw en bedrieglijk de Chinese regering was. Ze beweert zich te houden aan leuzen als ‘vrijheid van godsdienst en het bewaken van de legitieme rechten en belangen van burgers’, maar onder die dekmantel verstoort en vernietigt ze zonder scrupules Gods werk, arresteert, mishandelt, beboet en vermoordt naar willekeur mensen die in Almachtige God geloven en dwingt zonder mededogen mensen om God te verwerpen en te verraden en zich te onderwerpen aan haar duistere heerschappij. De mensheid werd geschapen door God en het is natuurlijk en juist om in God te geloven en Hem te vereren, maar de reactionaire CCP-regering verzet zich tegen de Hemel en de natuur en probeert de komst van de ware God te verhinderen. Ze vervolgt gelovigen in God op onmenselijke wijze en maakt daarbij gebruik van dreigementen, aansporingen, valse aantijgingen, afgedwongen bekentenissen en marteling. Haar misdaden zijn afschuwelijk, vreselijk en weerzinwekkend! Door haar verachtelijkheid en boosaardigheid voelde ik een diepe haat voor haar en ik was meer vastbesloten dan ooit om liever te sterven dan haar te volgen en mijn geloof en voornemen om Almachtige God te volgen en het juiste pad in het leven te bewandelen waren sterker dan ooit.
In augustus 2010 werd ik vrijgelaten nadat ik mijn straf had volbracht. Toen ik thuiskwam, hoorde ik dat terwijl ik mijn straf uitzat, ook mijn man een jaar lang onder politiebewaking had gestaan. In dat jaar stonden er ‘s avonds vaak agenten in burger achter ons huis om in de gaten te houden wat hij deed, hem te bespieden en ons huis te bewaken, zodat mijn man niet naar huis kon en geen plek had waar hij zich veilig kon voelen. Overdag moest hij buiten werken en ’s nachts moest hij in de houtstapel bij ons huis slapen, zodat hij geen goede nachtrust kreeg. Toen ik vrij was, ontdekte ik dat deze politielakeien ook geruchten over mij hadden verspreid in het dorp om iedereen in het dorp aan te sporen om me in de steek te laten en de leidster van de Dorpsvrouwen hadden gestuurd om me in de gaten te houden. Ze vroegen me ook om een verklaring te schrijven waarin ik beloofde dat ik de stad niet zou verlaten. Ze ontzegden me elke persoonlijke vrijheid. Toen ik een maand thuis was, werd ik weer door drie, vier agenten gedwongen om naar de Nationale Veiligheidsbrigade te gaan voor verhoor. Ze boeiden me opnieuw op een ijzeren stoel en probeerden me te dwingen om ze informatie te geven over De Kerk van Almachtige God. Toen mijn familieleden me kwamen halen, zeiden ze arrogant: “Als jullie willen dat ze wordt vrijgelaten, moeten jullie 20.000 yuan betalen of zorgen dat ze ons informatie geeft over De Kerk van Almachtige God. Anders wordt ze veroordeeld tot vijf jaar heropvoeding door arbeid!” Mijn familie had niet zoveel geld en moest in machteloze frustratie terugkeren naar huis. Ik begreep heel goed dat deze demonen opnieuw gebruik wilden maken van mijn arrestatie om me te dwingen om God te verraden, dus in mijn hart bad ik dringend tot God: “Almachtige God, Satan is nu weer bezig met zijn listen en hoopt vergeefs mij te dwingen om u te verraden. Maar ik laat me niet door hem misleiden. Hoeveel jaren dwangarbeid ik ook moet doen, ik zal getuigen om u te behagen.” Net toen ik in mijn hart zwoer om te getuigen, hoeveel ik ook zou moeten lijden, zag ik Gods wonderbaarlijke werken. Toen de agenten zagen dat hun verhoor hen niets zou opleveren, lieten ze me die avond vrij. Ik dankte Almachtige God dat Hij een weg voor mij had geopend en me opnieuw uit de klauwen van Satan had gered.
Gedurende de wrede vervolging door de CCP-regering durfde ik me niet voor te stellen dat ik het er levend af zou brengen. Zonder de leiding van het woord van Almachtige God, de zorg en bescherming van Almachtige God en de oneindige kracht die me door God is gegeven, had mijn zwakke leven elk moment kunnen zijn gedoofd en verzwolgen door deze onmenselijke duivels en had ik nooit standvastig kunnen zijn tegenover Satan. Hierdoor begreep ik echt het gezag en de macht van de woorden van Almachtige God en voelde ik de transcendentie en grootsheid van de levenskracht van Almachtige God en kon ik Gods waarachtige liefde en onbaatzuchtige levensvoorziening voor mij ervaren! Het was Almachtige God die me keer op keer hielp om Satans verleidingen te overwinnen, boven mijn angst voor de dood uit te stijgen en uit deze hel op aarde te komen. Ik ervoer ten diepste dat alleen de liefde van Almachtige God voor de mensheid echt is, dat Almachtige God de Enige is op wie ik kan vertrouwen en dat Hij mijn enige redding is. Ik heb op mijn leven gezworen dat ik Satan zal verzaken en verwerpen, de waarheid zal nastreven en Almachtige God voor eeuwig zal volgen en het lichte, juiste pad zal bewandelen in het leven!
Voetnoot:
1. “Aanvoerder van al het kwaad” verwijst naar de oude duivel. Deze uitdrukking geeft extreme afkeur aan.
De bijbelteksten zijn ontleend aan de Nieuwe Bijbelvertaling © 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap.
uit ‘De Kerk van Almachtige God’
Gerelateerde aanbevelingen: De zaak Zhaoyuan van 28 mei leidt tot een familiecrisis